7 De motie in de raadsvergadering van 29 april j.l. had de "bedoeling om zich uit te spreken tegen de sloop van het Albert Heijn-gebouw op dit moment. De bedoeling was, om dan verdere mogelijkheden voor invulling te kunnen bekijken en andere initiatieven, die er steeds lagen, de kans te geven om verder te rijpen. Ook zijn fractie heeft zich daarom toen ook achter die motie geschaard. Uitstel om zaken nog eens goed te kunnen overwegen. Het college schermde toen met diverse contracten en financiële gevolgen, die er aan vast zouden zitten en in feite werd geaaviseera/ae raad om de motie niet te /aan ondersteunen. Hij is het eens met de woorden die de heer van de Water al vaker, ook in de commis sie heeft laten horen, dat het college daarmee wellicht toch wat meer angst inboe zemde dan noodzakelijkerwijs persé noodzakelijk was en dat het in elk geval behoor lijk wat druk probeerde uit te oefenen. Enerzijds is het college natuurlijk ook wel verplicht om dat te doen als men gevol gen ziet, maar anderzijds kan het college daarbij ook wat te ver gaan, meent hij. Eet is op zich niet zo fraai, als in deze fase alsnog wordt overgegaan tot herzie ning van een totaal plan waar jarenlang aan gev/erkt is ondertussen. Maar toch5 als een gebouw meerdere en betere mogelijkheden biedt dan sloop, dan moet men daar ook in een laatste fase nog serieus mee omgaan. Eet initiatief van de Stichting Ouderensoos is een van zo'n serieuze pogingen. De bevolking vergrijst en het cijfer van 20/ in 1990 lijkt op zijn minst heel erg reëel. Dat betekent, dat de behoefte die er nu is in de toekomst alleen maar groter zal worden. De discussie die daar verder bij naar voren kwam, of men bejaarden nu wel of met moet laten wonen, c.q. reci^eëren in de binnenstad of in de buitenwijken, centraal of gedecentraliseerd, krijgt in de praktijk vaak gevaarlijke wendingen. Te pas en te onpas worden er vaak diverse theorieën aan toegedacht en toegeschreven. Yeelal zonder oudere mensen zelf daarin te kennen, laat staan er bij te betrekken. De opmerking van mevrouw Noorman raakt hem in deze dan ook - hij wil ook graag een antwoord van de initiatiefnemers hoe het zit met de contacten met de bejaarden in het Svaentje -. Toch, het feit dat de Ouderenbonden zich volledig achter het initiatief scharen, zegt hem wel iets over wensen van oudex^en zelf. Ook dat dient naar zijn mening zwaar te vegen. De tekening op zich van de mogelijke indeling van het gebouw geeft bovendien een aardig idee over de functie die de initiatiefnemers aan het gebouw toebedelen. Er zijn misschien zelfs goede mogelijkheden om het binnengebeuren en het buitengebeu- ren op de Parade op elkaar af te stemmen en op elkaar te laten aansluiten. Er worden diverse activiteiten en mogelijkheden genoemd. De vraag voor zijn fractie is dan ook, of er werkelijk geen mogelijkheden zijn om het gebouw van binnen te verbouwen, van buiten wat acceptabel op te lappen en in te passen in een ander, totaal Paradeplan. Over lelijk en mooi is in dit verband al veel gezegd. Dat blijft echter subjectief. Hij vindt in ieder geval dat ethische en functionele factoren beiden een rol dienen te spelen in de afwegingen. Overgaan tot heroverweging is nooit een schande als er een goede aanleiding voor is. Dan getuigt het zelfs vaak van goed beleid. Eet gaat in deze tijd ook om het kosten en baten plaatje dat niet alleen doorslag gevend behoort te zijn maar wel zwaar mee moet wegen. Vandaar heeft hij dan ook nog enkele vragen, enkele aanvullende vragen feitelyk, aan het college. 1Is het bedrag wat wordt genoemd van 900«000»~j a^-s reële waarde van dat ge bouw aan te merken, ook door het college. 2. Is er iets meer te zeggen dan 2 weken geleden over de kwalitatieve waarde van het gebouw met het oog op mogelijke aanpassing c.q. bruikbaarheid. 3. Of is dat door het college in deze tussentijd niet meer nagezocht. 4. Betekent het eventuele handhaven van het gebouw, dat er inderdaad een complete nieuwe herinrichting van de Paradeplannen moet komen of zouden er ideeën uit gewerkt kunnen worden om het gebouw in te passen in de plannen die nu al zijn voorbereid.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1983 | | pagina 283