15 Dat kunnen in de visie van het college leden van de raad worden gedaan; dat kunnen naar de gedachtengang van het college ook de door hen naar voren gebrachte fractie assistenten worden gedaan. Dat kunnen echter al degenen die uitermate nuttig werk - hij zou dat niet een enkel moment willen betwijfelen of ontkennen - kunnen doen en die men nodig denkt te hebben nu eenmaal niet worden gedaan. Die zijn daarop niet aanspreekbaar. Toch begrijpt hij, dat de heer de Bruijn zegt: als dat mij zo uitkomt vertrouw ik die ook de gegevens toe die anderen slechts aan de gemeente hebben medegedeeld met het oogmerk dat hun persoonlijke levenssfeer beschermd zou worden dan wel dat zij slechts onder ogen van diegenen zouden komen die daartoe bevoegd zijn. Hier scheiden de vegen zich dan toch vrij principieel van de heer de Bruijn en hem. Hij denkt dat dat in de structuur zoals men die thans kent niet mogelijk is en dat daarmee de democratie, de samenleving zoals die thans bestaat en vooral ook de bur gers die de raad die belangen hebben toevertrouwd, geen dienst wordt bewezen. Dat is, dunkt hem, het principiële punt waar het om draait. In een samenleving zoals die thans existeert is natuurlijk aan een college als de raad de belangen van burgers toevertrouwd. Daarin functioneert heel duidelijk het begrip vertrouwen, Verstrekte gegevens zullen alleen voor dat doel gebruikt worden en slechts door diegenen worden ingezien die dat functioneel ook moeten kunnen doen. Een regelgeving maakt nu eenmaal uit wie dat zullen zijn. Als verbijzondering van die algemene regelgeving wil het college b.v, ook fractie—assistenten toelaten waarvan dan wel wordt gezegd: gij hebt diezelfde plichten omtrent het onderdeel geheimhouding omtrent het onderdeel belangenbehartiging van de gemeente. Hij herinnert in deze nog maar eens even aan het 2e deel van de ambtseed of belofte. Het lijkt hem dat daarmee de redenering en dientengevolge de cirkel gesloten is. Hij denkt dat de heer de Bruijn met zijn opmerking het college, maar ook de raad in een uitermate moeilijk parket heeft gebracht als deze zegt: als de raad besluit over ar tikel 6 zoals het thans voorligt dan houd ik mij daar niet aan bij voorbaat. Hij denkt hiermede toch wel voldoende te hebben aangegeven, dat er verschil is tussen de grote stroom van openbare stukken die voor eenieder ter'inzage lig'gen en voor onderliggende stukken, waarin nu eenmaal gegevens opgenomen kunnen zijn die het ver antwoord maken dat zij slechts voor een beperkte groep toegankelijk zyn. Dat is in feite ook de bedoeling en wellicht ook het verschil var, opvatting wat gere zen is met mevrouw van de Putte over de artikelen 2 en 6» Vaar het het college om gaat, dat men geen principieel verschil wil gaan maken tus sen de stukken die ter inzage komen voor de raad en onder verantwoordelijkheid van ieder raadslid aan de ene kant en de toegankelijkheid van de stukken en de modellen die daarin te ontwikkelen zijn, voor burgers. Hij heeft daarvan gezegd, dat het college daar nog voor de zomervakantie met een be hoorlijke regeling voor zal kunnen komen, van waar, op welke plaatsen en op welke tijdstippen burgers de raadsstukken, de witte stukken zoals de raad die iedere maand bij de agenda ontvangt, ter inzage kunnen krijgen. Mocht dat hun bijzondere interesse of belangstelling hebben, waar zij vervolgens dan nadere informatie daarover kunnen krijgen. Hij hoopt dat stuk in de komende periode aan de rand voor te kunnen leggen. Het thans voorliggende stuk handelt niet over die zaken. Dit is het stuk dat de eigen werkzaamheden van de raad tracht te organiseren en wat de werkzaamheden als lid van de raad - het gaat ook om de documentatieruimté van de raad - voor raads leden toegankelijk maakt met wie en onder welke omstandigheden en voorwaarden. Hij denkt dat de raad dan ook van een hoge democratische norm moet laten blijken door te onderkennen dat er op het terrein van informatie nu eenmaal verschillen bestaan. Het zal duidelijk zijn dat het college er niet de minste moeite meerheeft om - als het niet zoveel geld zou kosten de stukken zoals men die nu hier ziet bij wijze van spreken in de krant af te drukken. Dat gebeurt nu op kosten van de abbonné's soms gedeeltelijk. Hij trekt het in dat extreme, omdat het co'lxege met die toegankelijkheid en openbaarheid niet de minste moeite heeft. Daarvan kan de raad overtuigd zijn. Wel met wat het college in artikel 6 heeft getracht teregelen. Is met dit stuk gekozen voor de grote fracties.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1983 | | pagina 230