14 De heer NIJPELS zegt dat het gras al voor zijn voeten is weggemaaid door mevrouw Noorman. Op zijn zachtst uitgedrukt vindt hij het knap kinderachtig dat er geen kof fie bij de melk en de thee wordt verstrekt maar vel een kopje en een koffiezetappa raat. De VOORZITTER meent dat de heer Nijpels nog iets vergeet, n.l. het water. Als de voorzitter de koffie er nog bij doet, heeft de heer NIJPELS, en met hem meer deren, zijn zin. De VOORZITTER constateert dat er t.a.v. dit punt op het terrein van de fractie-as sistent een verschil van mening is over het feit, of deze nu wel of niet toegang zou moeten krijgen tot vergaderingen met gesloten deuren. Daarover was ook in de commissie algemene zaken geen overeenstemming te bereiken. Het is derhalve aan de raad om die knoop door te hakken. Het college is van mening, dat de fractie-assistent toelaatbaar is tot de raadsver gaderingen, omdat zijn positie immers voldoende geregeld is in artikel 6 en in hoge mate overeenkomt met de positie van de raadsleden en er tenslotte een politieke par tij is die verantwoordelijkheid draagt voor het doen en laten van die fractie-assis tent V/at er ook van zij, hij heeft begrepen dat een deel van de fractie van het CDA er niet voor voelt en zegt; bij d.ie gelegenheden, als de deuren worden gesloten, dient de fractie-assistent ook de zaal te verlaten» Ook dat is natuurlijk een opvatting. Daar kan hij slechts die van het college tegen over stellen en dan maar zien wat daar uit zal komen. Nog veel noodzakelijker dan een koffiezetapparaat, zegt mevrouw van de Putte, zijn meubels. Dat onderstreept hij want water is er nu eenmaal v/el» Dat is zelis door de heer Nijpels niet tegengesproken» Kopjes zijn er ook. Over koffie moet hij nog een appeltje schillen met mevrouw Noorman. Meubels is dan een zaak die inderdaad ook van belang is en hij wil best bezien, of daar op korte termijn iets aar gedaan kan worden Artikel 6 van de regeling over de documentatieruimte baart hem wat meer zorg. In de eerste plaats toch wel het probleem wat de heer de Bruijn naar voren brengt en waar hij toch wel een enkele opmerking bij. wil plaatsen. Dat betreft n.l. zijn stelling' - spreker hoopt dat hij hem thans kort samenvat en goed verwoordt dat, ook als de raad artikel 6 zou aannemen, zijn fractie niet het voornemen heeft om zich daaraan te houden. Eerder is al over de democratische norm gesproken en hij begrijpt dan nu, dat men daar heel principieel over van mening verschilt, 'Het is n.l, ook de democratische norm, die het college er toe heeft gebracht om op een gegeven moment toch een scheiding te maken tussen alle openbare stukken die voor eenieder te verkrijgen zijn, in te zien zijn en die stukken die persoonlijke ge gevens bevatten; die dientengevolge de persoonlijke levenssfeer van een of meer bur gers raken en niet door eenieder ingezien zullen kunnen worden» Ook stukken waarbij een belang van de gemeente als zodanig is betrokken» Men zal uit ervaring hebben gemerkt, dat deze laatste stukken in de mappen voor de raad ter inzage liggen en dat de directe contacten, waarin wel eens persoonlijke mededelingen van burgers worden gedaan, voor de raad toegankelijk zijn» De raad is tot geheimhouding overeenkomstig de ambtseed-of belofte ook gehouden. Dat zullen, wanneer het college-voorstel wordt gevolgd, ook de fractie-assistenten zijn. Tan de andere kant heeft het college er begrip voor dat de raad het op een gegeven moment ook wenselijk en noodzakelijk vindt, om anderen mee te nemen en dankomt er toch een moeilijk punt. Dat wanneer raadsleden hen diezelfde stukken ter inzage zou geven met diezelfde gegevens, men degene die die gegevens worden toevertrouwd beschaamt, die dat immers gedaan heeft in het vertrouwen dat die gegevens bij de raad veilig waren en dan ter kennis brengt van degene die daar niet op aanspreek baar is. /is Hij denkt dat een heel belangrijk kenmerk van een democratische samenleving /,nu een maal vol met allerlei structuren enzovoortshet aanspreekbaar zijn, het verantwoor delijk zijn op bepaalde punten en daarvoor ook verantwoordelijk gesteld kunnen worden.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1983 | | pagina 229