10 De heer DE JONGH denkt dat wat betreft artikel 56 het geen enkel probleem is dat de voorzitter dat nog eens nader zal bekijken. Wat betreft artikel 59 en het toevoegen van een derde lid gaat het er de PvdA-frac- tie om, eigenlijk vooral om, dat op dit moment de leden 1 en 2 bescherming bieden aan de onroerend-goed eigenaren. Hij denkt dat er ook nog een andere partij in deze is, n.l. die van de woningzoekenden en men zou kunnen zeggen dat ook deze groep per definitie een zwakkere groep is. Dat zou dan ook inhouden, dat die niet een bepaalde bescherming wordt geboden. Hij denkt dat, uitgaande van het feit dat ook vronen een primaire levensbehoefte is, bij langdurige leegstand er toch onrustgevoelens zullen komen. Hij hoeft alleen maar te verwijzen naar een aantal jaren geleden toen er een x-aantal flats aan de Rooseveltlaan een hele lange tijd hebben leeggestaan. Hij denkt dat het ook van een psychologisch effect zou getuigen, als ook de andere partij, met name de woningzoekenden, een zekere vorm van bescherming in een algemene plaatselijke strafverordening zouden kunnen verkrijgen. Wat hem betreft zou hij er toch voor vallen pleiten om het door hem voorgestelde der de lid bij dit artikel op te nemen. De VOORZITTER heeft de neiging op te merken dat de visie van de heer de Jongh in zo verre toch enige aanvulling behoeft, dat het niet alleen om de eigenaren gaat maar ook om de zakelijk gerechtigden. Het gaat er vanzelfsprekend ook om, dat degene die een huurcontract heeft gesloten en dientengevolge op het eventueel juist in een in die tussentijd gekraakt pand daarvan evenzeer de dupe kan worden. Dat het de bedoeling zou zijn voor een dergelijke eenzijdige bescherming in artikel is niet het geval. Wellicht is daar niet een grote lokale ervaring in, maar die categorie zal natuur lijk ook niet helemaal uit het oog moeten worden verloren. Vandaar dat hij daar nog even de aandacht voor vraagt. Hij begrijpt dat de heer de Jongh zegt: ik wil graag dat derde lid toegevoegd zien aan artikel 59* De heer de BRUIJU moet zeggen dat datzelfde voor hem geldt wat betreft de toevoeging van lid 5 bij artikel 59» Dan wordt nog steeds over krakers gepraat. Iedereen weet dan wel dat waar er in Bergen op Zoom gekraakt is, dat alleen maar is gebeurd in die situaties waarbij het ging om absolute lange leegstand. Dan hoeven die andere dingen niet bij voorbaat te worden opgenomen. Dan moet, denkt hij, ook worden uitge gaan van die realiteit. Vat dat betreft zal dat punt niet zijn steun krijgen. Wat punt 14 betreft, als de voorzitter het heeft over die spontane acties binnen 48 uur dan deelt hij die mening, met daaraan één opmerking toegevoegd, dat dat n.l. be tekent dat de spontaniteit in deze situatie aan één persoon, n.l. de voorzitter als hoofd van de plaatselijke politie, ter beoordeling staat. Dat vindt hij een ondemo cratische zaak dus dat artikel is ook ondemocratisch.Dus onjuist. De VOORZITTER vindt het oordeel wat de heer de Bruijn zich thans aanmeet erg groot.. Te groot is. Iets is ondemocratisch als er niet in de democratische discipline, in het democratische regime contröle kan plaats vinden. Dat is natuurlijk om al datgene wat de burgemeester als hoofd van de politie doet op grond van artikel zo en zoveel hij wil dat nog wel opzoeken althans ergens in de Gemeentewet opgenomen, dat ieder lid van het dagelijks bestuur van een gemeente, inclusief de burgemeester, voor dat soort besluiten ter verantwoording kan worden geroepen. Als dat niet het geval is, dunkt hem dat het oordeel van de heer de Bruijn ondemocratisch is. Om een besluit - en er zijn er vele die ieder lid van het dagelijks bestuur dagelijks neemt - dan per definitie ondemocratisch te betitelen, daarvan ontgaat hem de es sentie op dit moment. Dat is n.l. het uiteindelijk oordeel van de heer de Bruijn. Het oordeel var de heer DE BRUIJN is, dat de voorzitter het uiteindelijk beslist. Dan kar achteraf wel iemand ter verantwoording worden geroepen maar dat gebeurt dan wel achteraf. De voorzitter kar dus als hoofd van de politie uiteindelijk beoordelen of iets wel of niet kan en daar ook een besluit over nemen. Dat vindt hij in wezen ondemocratisch.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1983 | | pagina 225