8 Hij moet zeggen dat hij het in dit kader dan ook betreurt, dat de heer de Bruijn de conclusie trekt, dat de handhaving der openbare orde primair is gesteld boven de mogelijkheid om spontaan van gevoelens uitdrukking te geven. Hij denkt dat dat niet het geval is, zeker niet als men artikel 14 zorgvuldig leest. Artikel 14 plaatst n.l, degene die in deze samenleving waarin nu eenmaal, en gelukkig, door velen geparticipeerd wordt en waarin ook instanties zijn aangewezen om regel gevend op te treden, voor bepaalde konsekwenties. Een van die regelgevingen die nu eenmaal nodig blijken te zijn is op het terrein van de openbare orde, wanneer de een zou willen demonstreren en de ander daar spontaan tegenin zou willen gaan. Hij denkt dat dat lang niet altijd zal leiden tot die samen leving die velen willen. Het leidt vanzelfsprekend tot ontmoetingen, die helaas - moet worden geconstateerd - ook niet altijd zonder geweld blijven. Bat kunnen zowel groepen onderling zijn als dat nu eenmaal het openbaar gezag ook moet zijn. Be lokale overheid dient derhalve, nu in formele zin in de Grondwet dat recht op be togen is vastgelegd en erkend, daar regelgevend in op te treden. Hij denkt dat degene die belast is met deze regelgeving dat ook het best doet aan de hand van door de raad vastgestelde normen. Bie normen zijn dan weerlegd in artikel 14» Hij denkt dat de raad, als die vindt dat iets te scherp of niet duidelijk genoeg - dat zijn immers eikaars tegenpolen - is gesteld, alternatieven aan zal moeten dra gen ter overweging, om zodoende ook aan de spontaniteit uitdrukking te kunnen geven. Hij kan zich voorstellen, dat de spontaniteit, emotionaliteit, nu eenmaal een wezen lijk onderdeel zijnde van het menselijk bestaan, ook ruimte moet hebben. Bat is dan ook de reden waarom van de regelgeving, dat het een aantal uren - 48 om precies te zijn - van tevoren bekend moet zijn, ook afgeweken kan worden. Het is een poging om ruimte te scheppen voor spontaniteit en dan uiteraard niet voor iedereen, maar wel om tevens regelgevend te kunnen optreden. Bat is nu eenmaal ook een wezenlijk kenmerk van de democratische samenleving. Hij denkt dat door het goed en gecontroleerd, ook democratisch gecontroleerd hanteren van deze regelgeving, er plaats is voor spontaniteit maar ook plaats is voor degene die vindt dat op een bepaald uur en op een bepaalde dag op zo'n wijze uiting moet worden gegeven aan gevoelens, Hij komt zodoende tot een wat andere conclusie dan de heer de Bruijn op dit moment, omdat by een goed hanteren van het 2e lid van artikel 14 wel degelijk plaats en ruim te is voor spontaniteit. Van verschillende zijden is gesproken over artikel 59» Hij denkt dat het oordeel daarover In een wat bredere kontekst moet worden geplaatst. Op de eerste plaats mag hij nog wel eens herinneren en herhalen aan wat hij dienaan gaande in de commissie heeft gezegd. Naar zijn oordeel is de primaire verantwoordelijkheid voor een rechtvaardige verdeling van woonruimte in dit land een taak voor de wetgever; voor de nationale wetgever. Men ziet dan ook, dat die wetgever een wet heeft geproduceerd - de Leegstandswet die alleen dusdanig van aard is, dat de uitvoering daarvan nog geruime tijd of enige tijd - wie zal dat zeggen; men mag daar zelf tussen kiezen - op zich zal laten wachten, Be lagere overheden moeten in die tussentijd dan maar een keuze maken, of om de Voonruimtewet 1947 te hanteren dan wel, en inmiddels geheel gesanctioneerd, een artikel 59, zoals dat in deze verordening wordt aangetroffen, op te nemen. Het wezenlijke bezwaar wat kennelijk bestaat tegen dit artikel is, dat het een artikel is dat voor tal van punten gebruikt zou kunnen worden die de raad eigenlijk niet be doelt, n.l. in die gevallen waar sprake is of is geweest van langdurige leegstand. Hij erkent vanzelfsprekend het kraken als een symbool van reactie, van signaal tegen langdurige leegstand. Hij vindt dat over de toepassing van dit artikel meer te zeggen is. Hij heeft de raad enige tijd geleden geconfronteerd met de mogelijkheid om ook van de zijde van de raad een stem te laten horen, van een visie te laten blijken m.b.t. de toepassing niet alleen van dit strafrechtartikel maar van vele van die artikelen. Bat was, toen in de commissie de Officier van Justitie en de Commissaris van Politie aanwezig waren om met de raad te spreken over hoofdlijnen van het vervolgingsbeleid en over hoofdlijnen van het beleid op de openbare orde.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1983 | | pagina 223