22
Terugkomend op de concrete vraag van de heer van der Stoel of de nota in september
terug kan komen in commissie en raad, spreker denkt dat dat geen enkel probleem is.
Dit dan wat de commissie betreft. Om het echter ook weer in de raad ter discussie
te stellen zou hij dat willen laten afhangen van hetgeen op dat moment met elkaar
te bespreken valt. Hij denkt dat het een goede zaak is dat de commissie welzijnszaken
de voortgang regelmatig volgt en daarover wordt geïnformeerd maar of dat telkens
er ook toe zal moeten leiden dat daaromtrent weer een discussie in de raad moet
ontstaan zal moeten afhangen van de belangrijkheid.
Wanneer er uiteraard plannen worden ontwikkeld met financiële konsekwenties, zal
het niet anders kunnen, of die zullen binnen de raad ter discussie moeten staan.
De nota gaat dus zeker niet in kast of lade.
Wat de huisvestingsproblematiek betreft en het centraal toewijzingsbeleid weet hij
niet of wethouder van der Velden daar op dit moment nog iets over wil zeggen.
Uit de nota zal men begrepen hebben, dat hij dan welisvaar wel coördinerend wethou
der voor het minderhedenbeleid is geworden, maar dat dat overigens betekent dat
van zijn collega's wordt verwacht dat op de onderscheiden terreinen aan onderdelen
uit deze nota ook de nodige aandacht wordt besteed. Dat hij daar dan met een soort
waakhondfunctie bij zal zitten.
De heer VM DER VELDEN meent dat als men de huisvestingsproblematiek voor deze groep
wil bespreken, dat dan heel duidelijk in de commissie volkshuisvesting zal moeten
doen. Het mag de raad wel bekend zijn dat op het terrein van de minderheden het afge
lopen jaar heel duidelijk middels een aparte commissie toch een aantal activiteiten
zijn ontwikkeld die er mede toe hebben bijgedragen dat op het terrein van de voor
lichting en op het ter-rein van de concrete formulering van het beleid op volkshuis-
vest ingsgeb ie d verbeteringen hebben plaatsgevonden.
Dit komt dan ook omdat de mensen die voor deze groeperingen werken van meet af aan
bij die besprekingen betrokken zijn geweest.
Voor de rest wil hij zich graag in de luwte koesteren van de waakhond, de heer
Dekkers, zoals hij dat zelf heeft uitgedrukt.
In het hondenhok dus, meent de VOORZITTER.
Het ging mevrouw DE VISSER met name over de centrale toewijzing. Hoe staat het
daarmee.
Een belangrijk hoofdstuk uit deze nota gelooft de VOORZITTER,
De heer VM DER VELDEN zegt dat de raad by de vaststelling van het collegeprogramma
kenbaar heeft gemaakt, -unaniem, dat het zeer wenselijk is om te komen tot centrale
toewijzing. Hij kan nu zeggen dat daarover besprekingen plaatsvinden momenteel met
de corporaties. Het college hecht er zeer uitdrukkelijk aan, dat er toch een zeer
intensieve samenwerking plaats vindt of gaat vinden met de corporaties in de toe
komst. Hij denkt wel dat men elkaar daar binnenkort nader over zal kunnen spreken.
De afspraak is n.l. dat de 2 corporaties eerst intern daar een standpunt over in
gaan nemen en dat kenbaar maken aan de gemeente. Wat betreft het gemeentelijk woning
bedrijf kan hij zeggen dat dat in de startblokken staat voor invoering van het cen
traal toewijzingsbeleid. Men wil dat graag met de corporaties vaste voet gaan geven.
Hij dacht dat naar deze groeperingen toe die centrale toewijzing een belangrijk in
strument kan gaan worden.
De VOORZITTER wil om wat centrale aandacht verzoeken.
Hij begrijpt wel dat men er behoefte aan heeft om ook onderling te communiceren
maar anderen wensen nu eenmaal ook over de agenda te praten.
De heer VM DE WATER heeft een opmerking van eigenlijk wat algemene strekking.
Mevrouw de Visser had het over het centraal toewijzingsbeleid. Hy denkt dat als dat
afgestemd gaat worden of in combinatie gebracht gaat worden met deze minderheidsnota mei
niet met het goede werk bezig is. Hier telt naar zijn mening algemeen belang.
Wat volkshuisvesting betreft is in de laatste vergadering van de commissie ruimte
lijke ordening van het gewest gezegd dat er een onderzoek was ingesteld door het
gewest in Roosendaal, Etten-Leur, Oudenbosch en Bergen op Zoom en dat het met de
