voorstel van het college om de portefeuillehouder van welzijnszaken aan te wijzen
tot coördinerend wethouder voor dit minderhedenbeleid.
Bij punt 1: de nota minderhedenbeleid is in diverse commissies besproken. Zijn
fractie vindt het een heel goed opgestelde inventarisatie.
Punt 2 gaat over de activiteiten voor de komende jaren. Een korte opmerking zowel
over a als b.
Bij a, dat dat beleid uiteraard afgestemd moet gaan worden op de financiële mogelijk
heden. Be wethouder heeft gezegd, dat hij op gegevens \^acht van de rijksoverheid,
hoe 1 januari 1984 het financiëel plaatje er zal gaan uitzien.
Bij b, naar aanleiding van de mogelijkheden zal het beleid mede moeten worden afge
stemd op de aanpassing in de nederlandse samenleving van die minderheden,
Be heer BABEN zegt dat na uitvoerige beraadslaging, onder meer in de welzynscommis-
sie, de CBA-fractie van mening is, dat deze uitstekende nota een goed uitgangspunt
is om verder te gaan op de ingeslagen weg.
Be heer BE BRUIJN kan zich wel aansluiten bij de vorige sprekers. Het is een algeme
ne nota en hij begrijpt best dat dat nog verder ingevuld zal dienen te worden.
Hij denkt dat er goede uitgangspunten inzitten om het beleid verder gestalte te ge
ven.
Hij had eigenlijk nog een serie opmerkingen m.b.t, de nota die hij gemakshalve nu
maar achterwege wil laten.
Een belangrijk punt vindt hij wel, n.l. het feit of in de nota eigenlijk niet wat meer
prioriteiten gesteld hadden moeten worden. Baar bedoelt hij dan mee, dat in de nota
alle aandachtspunten feitelijk even zwaar blijken te wegen. In wezen is dat dan natuur
lijk wel zo maar in de praktijk zou het toch wel goed zijn om aan te geven, welke pun
ten op welke termijn en vooral ook met welke middelen aangepakt gaan worden.
Baar zit dan eigenlijk zijn vraag m.b.t. de financiering en de positie van de nota.
Wat gaat het college nu doen, nu die nota er ligt. Hoe gaat dat geheel financieel
vertaald worden. V/at wordt er betaald en wanneer en in welke volgorde,
Baarbij heeft hij een concreet punt in zyn hoofd, n.l, het gegeven dat de Stichting
Buitenlanders na 1985 geen eerste-lijns-voorziening meer zal zijn.
Bat heeft niet alleen inhoudelijke gevolgen naar het beleid toe, maar ook financiëel-
technische. Zijn vraag is dan eigenlijks hoe denkt het college daar in de nabije toe
komst mee om te gaan.
Overigens geeft de nota een goed zicht op deze hele zaak.
Mevrouw BE VISSER zegt dat over deze nota in verschillende commissies uitgebreid
gesproken is. Zij heeft nog een paar opmerkingen.
Allereerst wil zij herhalen, dat het een prima nota is met uitgebreide informatie.
Een paar belangrijke zaken wil zij toch nog even belichten.
Het onderkennen in de nota van de spanningen tussen de verschillende culturen is
naar haar mening erg belangrijk. Men moet niet verwachten, dat mensen uit de minder
heidsgroepen zich zo maar eventjes aanpassen aan de nederlandse waarden en normen.
Men zal begrip op moeten brengen voor elkaar en een hoge mate van tolerantie aan
de dag moeten leggen. Lukt dat, dan denkt zij dat men al een heel eind gevorderd is.
Het belang van het onderwijs zal een grote rol moeten spelen hij de mogelijke integra
tie door een goed aangepast aanbod van mogelijkheden en materiaal met de bijbehorende
faciliteiten. In de nota worden daar beslist goed beleidslijnen voor aangegeven.
Extra aandacht voor de buitenlandse meisjes en vrouwen. Zij denkt dat het juist voor
deze groep extra moeilijk is om contact te krijgen met de nederlandse samenleving.
Zij worden gehinderd door allerlei beperkingen die by de cultuur horen waarin zij
leven. Zij denkt dat de nederlanders niet de pretentie moeten hebben, dat men het
beter zou weten. Men zal wel moeten proberen, om deze vrouwen en meisjes meer te
betrekken bij het reilen en zeilen van de nederlandse samenleving.
Zij is dan ook erg blij met het voornemen om vrouwenhuizen te gaan stichten waar de
ze vrouwen ongestoord hun activiteiten kunnen ondernemen. Zij vindt het wel belang
rijk dat in dit vrouwenhuis ook nederlandse vrouwen toegang hebben. Van elkaar zal
men veel moeten leren.
Be huisvestingsproblematiek. Zij vindt het erg belangrijk dat bij de mogelijkheid die
de gemeente eigenlijk zou moeten hebben, ook de mogelijkheid moet worden geschapen om