17 Het college blijft wijzen op de noodzaak, om de landtong nu aan te leggen; straks wellicht financieel niet haalbaar; en nu werk niet werk maken. Onder druk van de tijd, lijkt hem, gaat het college dus door om de zaken nu snel te regelen. Druk van tijd lijkt hem dan een beetje rare raadgever. Met betrekking tot de pretplannen, pretparkplannen, blijft het college ook vaag. Daar wordt over gesproken in termen als; het mag geen negatieve gevolgen hebben voor het milieu; recreatievormen zijn belangrijker* dan bezoekersaantallen; het wordt geen V/alibi en geen Fantasy-land, Hij heeft een aantal vragen voor de wethouder die hij hem ook schriftelijk zal doen toekomen. Hij wil die echter wel graag mondeling stellen als hij daarvoor de gelegen heid kan krijgen. Die zijn dan mede gerelateerd aan punt 18 van de agenda over de Auguotapolder. Bij dat punt kan hij dan dus wat korter zijn. Verwacht de heer de Bruijn op die schriftelijke vragen een schriftelijk antwoord, vraagt de VOORZITTER. Inderdaad, zegt de heer DE BRUIJN. Hij heeft begrepen uit de reglementen dat, als hij vragen schriftelijk stelt, de wethouder zelfs verplicht wordt geacht om daar ook schriftelijk op te antwoorden. De vragen moeten dan san het college worden gesteld, zegt de VOORZITTER en het spaart een postzegel als de heer de Bruijn dat nu zou doen. De heer DE BRUIJN zal de schriftelijke vragen na afloop aan het college overhandigen. De vragen zijn de volgende; De VOORZITTER vindt het prima als de heer de Brui,jn de vragen nu voorleest, maar hij vindt niet dat hij dan mag verwachten, dat de wethouder die vragen én mondeling én schriftelijk beantwoordt» De heer DE BRUIJN heeft gevraagd om de vragen mondeling voor te lezen, ze vervol gens schriftelijk aan het college mag afgeven en dan een schriftelijk antwoord mag verwachten. De VOORZITTER vindt het goed als dit zé gebeurt. De heer DE BRUIJN leest vervolgens zijn vragen voor; welke bevolkingscijfers spelen nu op welke wijze in en in welke mate om de plannen voor de aanleg van de landtong te verwezenlijken; wie draait er nu op voor de kosten, als er onverhoopt eens niet gebouwd gaat wor den in de toekomst, door welke oorzaken dan ook; hoe zit het met de kosten en de betaling ervan en de omvang, als er wél gebouwd wordt maar op een of andere manier de huizen leeg blijven sta.an, door wat voor oorzaak dan ook; hoe zit het met mogelijke recreatievormen en plannen op de Bergse Plaat, wanneer woningbouw niet haalbaar is of straks niet blijkt te zijn. Het college zegt wel wat men niet als pretparkplannen ziet, maar niet wat er dan wel aan gedachten of plannen zijn. Graag vat meer informatie over de opvattingen van het college daarover, wat men wél als mogelijke invulling ziet behalve grootschalig en kleinschalig. De laatste vraag; in hoeverre acht het college het noodzakelijk en/of wenselijk, om hierover in overleg te treden met milieugroepen in de stad en de burgers in zijn al gemeenheid; hoe stelt het college zich dat dan concreet voor. Mevrouw VAN DE PUTTE kan kort zijn. Vorig jaar heeft zij al vragen gesteld n.a.v. het gerucht wat zich voordeed op CRM over de pretparkplannen» Zij heeft daar toen in raadsvergaderingen vragen over gesteld en er is toen nadrukkelijk vanuit het colle ge gesteld, dat hier geen sprake van zoxi zijn. Zij hoopt dat het college zich ook aan die uitspraak van toen zal houden. De VOORZITTER zegt, dat een gerucht op CRM natuurlijk nu ook niet de beste infor mant is. Mevrouw VAN DE PUTTE zegt, dat het toch een gerucht was naar aanleiding waarvan zij toen vragen heeft gesteld en waar toen een antwoord op is gekomen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1983 | | pagina 165