14 De heer DE BRUIJN ondersteunt het voorstel van de heer de Jongh, met name ook om daar nog eens intensief in algemene - zin en wat uitgebreider op terug te komen. De gemeente zou eventueel ook zelf een onderzoek in kunnen stellen naar de totale problematiek daaromtrent in Bergen op Zoom. Hij mist ook nog een schrijven van 20 februari van het energiekomitee. Dat heeft de VOORZITTER in de hand. De heer DE BRUIJN had het niet bij de ingekomen stukken gezien. Hij wil vragen om dat de volgende keer er dan bij te doen. Nu die brief niet op de lijst van heden staat, kan de raad er nu ook niets over zeggen, meent hij. De VOORZITTER denkt dat de heer de Bruijn zich enigszins vergist, want de brief die hij in handen heeft is van 20 februari 1933 ©n staat nu op de agenda. Inderdaad heeft de heer DE BRUIJN zich dan vergist. Dat is een misverstandje. De heer VAN KEMENADE kan op de 2e vraag van beide heren antwoorden dat hij daar on middellijk ja op kan zeggen. Er is geen enkel probleem om daar in de commissie economische zaken nog eens op terug te komen. Vat de 1e vraag betreft: is er al geantwoord of niet en wat wordt eventueel het antwoord, dat is een beetje moeilijk om de doodeenvoudige reden dat de gemeente nog geen enkel officieel bericht heeft gehad van hogere overheden, wat er verder gaat gebeuren. Men zou zich in kunnen denken dat op dit moment aan het Energiekomitee wordt ge schreven: we weten nog niets, maar dat vindt hij ook wel een dooddoener. Daarom denkt hij dat het zinvoller is om af te wachten tot officiële berichten daarover de gemeente bereiken en dan vervolgens te antwoorden. Het kan dan wellicht verstandig zijn om in die tussentijd in de commissie eens uit voerig van gedachten te wisselen. Er is rapportage en er zijn cijfers, Op basis daar van kan men mogelijk een heel eind komen. Als gemeente za.l men natuurlijk ook eerst officiëel iets moeten horen over het al dan niet plaatsen. De VOORZITTER zegt dat er dus in de commissie een discussie over zal komen. Bij punt s zegt de heer VAN DER STOEL dat er deze week in de gewestraad een be sluit is genomen. Naar zijn mening is het zo, dat als een gemeente niet mee wil v/erken aan een bepaald besluit, dat dan ook niet hoeft. Dat wil nij nog graag eens precies horen van de wethouder. Verder wil hy ook graag weten hoe dat besluit van de gewestraad nu precies uitpakt voor Bergen op Zoom. De heer STUART zegt dat het baarnoederhalskankeronderzoek een aan het streekge- west overgedragen taak is. Met andere woorden: daarover wordt in het streekgewest in meerderheid beslist. Nu is het wel zo zoals hij ook in de gewestraad heeft ge zegd dat dat besluit gevolgd moet worden door een begrotingswijziging. Hij denkt dat de bergse afvaardiging daar konsekwent zou moeten handelen en ook ten aanzien van die begrotingswijziging aantekening moet vragen daartegen te zijn. Dat zou, dunkt hem, formeel geen andere situatie veroorzaken dan nu het geval is, mar misschien wel, wanneer n.l. die begrotingswijziging ter goedkeuring bij GS komt., GS toch tot denken kunnen zetten. Het zou wellicht goed zijn als de afvaardi ging van Bergen op Zoom in de gewestraad waar die begrotingswijziging aan de orde komt, daar eens uitgebreid uit de doeken zou doen hoe het elders in het land is gegaan n.a.v. de maatregel van de minister. Zoals men weet is in het merendeel van de gewesten en steden waar eenzelfde regiem geldt ook vrijwillig gestopt met dit onderzoek. Hij meent te weten dat het Streekgewest Westelijk Noord-Brabant een vrij unieke be slissing heeft genomen. De heer VAN DER STOEL zit dan toch nog even met de vraag, of op het moment dat aan het streekgewest die mogelijkheid tot onderzoek werd opgedragen, de gemeente dan ten eeuwigen dage aan dat onderzoek zou zijn gebonden als men daar tot het

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1983 | | pagina 162