15
De heer STUART wil nog mededelen, dat er afgelopen woensdag een gesprek is geweest
tussen hemzelf en het bestuur van dit Komitee.
De raad moet niet denken dat er helemaal niets gebeurt.
Toen is afgesproken, dat beide partijen het verstandig achten om al datgene wat
voor 18 maart heeft plaatsgevonden te beschouwen als zijnde sub judice en daar niet
meer over te praten.
Niettemin vindt hy dan een brief van 23 maart vandaag,
Dat sterkt hem niet bepaald in zijn vertrouwen mag hij dan wel even kwijt.
Vervolgens is afgesproken dat beide partijen het nuttig achten dat het college van
B.& W» een gesprek heeft met het bestuur van het KVEOG op zo kort mogelijke termijn,
gezien tegen de achtergrond van de maatregelen die het college denkt te nemen in
de toekomst m.b.t. de OGE; gezien tegen de raadsvergadering van april, waar e.e.a.
is geagendeerd.
De VOORZITTER denkt dat dan het een moet worden gedaan en het andere niet moet
worden gelaten.
Vanwege de agenda van de raad zal deze zaak eerst nog in de commissie komen.
Als de heer van de Water het verstandig acht om daaraan voorafgaand nog eens met
elkaar hierover te praten zal hij de laatste zijn die dat uit de weg gaat.
Hij begrijpt dat dat toch in het algemeen wel wordt ondersteund in de raad.
Hij sou dan zeggen: laten we het dan maar doen.
De heer WESTERHOE zou het toch liever in de commissie financiën bespreken want dan
kan iedereen er bij zijn.
De heer NIJPELS gelooft dat de wethouder op de goede weg is. Die wil alles uitzoe
ken en uitpluizen. Hij gelooft gewoon dat de raad daar even op zal moeten wachten.
Hij heeft nu afspraken gemaakt en spreker vindt het dan niet meer dan billijk en
beleefd om die na te komen.
De heer VAN DE WATER vindt dat er een duidelijk meningsverschil bestaat tussen de
gemeenteraad en deze vereniging. Hij bewondert zelfs wat de wethouder daarvoor alle
maal doet maar er kan van de raad niet worden verwacht, meent hij, dat raadsleden
alles v/eten van afspraken van de wethouder met deze vereniging.
Als de voorzitter het seniorenconvent bij elkaar had geroepen en had gezegd: zo en
zo ligt de situatie met de wethouder dan is dat een punt en dan kan worden gezegd:
laten we dat eerst dan maar even afwachten.
De VOORZITTER vindt dit op zich een middel wat sou kunnen maar als de heer V/ester
hof zegt daar niets voor te voelen.
De heer WESTERHOF vindt het dan dubbel op.
Ook de heer BAKX zou het dan liever in de commissie financiën bespreken want die
is ook nog eens openbaar. Anders krijgt men dat verwet weer te horen.
Het voorstel van de VOORZITTER was het ene doen en het andere niet laten.
Misschien geeft de discussie in de commissie financiën er aanleiding toe om er dan
in de senioren ook nog eens met elkaar over te spreken. Dat hoort hij dan graag te
zijner tijd van de heer van de Water.
Hij zal nu de 2 copieSn van de heer Stuart de ronde laten doen en neemt aan dat dit
punt hiermede is afgehandeld.
Bij punt r wil de heer DE JONGH opmerken dat hij hier 2 vraagjes bij wil stellen.
Van het schrijven heeft hij kennis genomen maar niet van het eventuele antwoord wat
verzonden zou kunnen zijn of eventueel nog niet verzonden is.
Als er geen antwoord is geformuleerd dan zou hij dat vreemd vinden.
Hij vindt dat met name de vraagstelling van het Komitee alleen maar duidelijker zal
kunnen worden door een antwoord met alle cijfers die eventueel beschikbaar zijn.
Mocht dat antwoord soms al wel gegeven zijn, dan zou hij alsnog daar graag kennis
van nemen.
Een volgende vraag is of deze problematiek, maar dan meer in zijn algemeenheid, m
de commissie economische zaken nog eens heel uitvoering aan de orde kan komen.
Dan kan alles daarbij worden betrokken, ook eventuele alternatieve zaken.