w ters de draagkracht of het netto besteedbaar inkomen eigenlijk voor de verschillende inkomensgroepen zeer weinig meer verschilt. Als men dan kijkt naar de vaststelling van de tarieven aan de hand van de school- geldmaatstafzoals die in het voorstel worden genoemd, dan ziet men toch dat de gemeente bij een min of meer verdubbeling van de schoolgeldmaatstaf ook een verdub beling van het lesgeld vraagt. Als dat dan wordt geplaatst tegenover publicaties van het inkomensplaatje, waar tegenwoordig veelvuldig over wordt gesproken en als men dan b.v, inkomens vergelijkt van de zo berucht geworden Jan Splinter met modale inkomens, dan is in bepaalde situaties er sprake van, dat het modale inkomen 1 minder te besteden heeft dan Jan Splinter. Dat dan geplaatst tegenover de tarieven die nu worden voorgesteld, kan de conclusie worden getrokken dat de verschillen die de gemeente Bergen op Zoom naar aanleiding van de schoolgeldmaatstaf aanbrengt, eigenlijk toch wel heel onredelijk zijn. Waar hij dan ook voor zou willen pleiten is, dat er toch eens door de gemeente wat nader wordt gekeken naar de relatie tussen de schooigeldmaatstaf en het netto be steedbaar inkomen van de inkomensgroepen en de tarieven daar in 1934 op af te stel len. Zijn vraag komt er dus op neer, dat hij de wethoudex* van financiën zou willen vragen, om daar toch eens nader in de commissie financiën over te rapporteren, boe de schoolgeldmaatstaf is gerelateerd aan het netto besteedbaar inkomen van de mensen, die dat schoolgeld voor het muziekonderwijs moeten betalen. Als dat dan inderdaad te zien geeft, dat mensen met eenzelfde draagkracht veel meer moeten betalen, dan zal zijn fractie in 1984 voor andere tarieven moeten stem men. Be heer BAKX meent dat de heer de Laet een aantal fouten maakt,en dat kan hij dade lijk nog aantonen ook, in verband met het nivelleren. Juist door dit voorstel gaan de mniimun-ihkómens percentage-gewijs veel meer betalen dan degenen die meer verdienen. Baar komt hij zo nog wel op terug. Hij wil allereerst opmerken, dat een uniforme regeling voor de heffing van lesgeld, uitgaande van het draagkracht-beginsel ook de voorkeur van zijn fractie heeft. Hij heeft echter moeite met het op pagina. 211 in artikel 6 bepaalde, waarbij de schoolgeld-maatstaf van minder dan 1.300.- en van 1,300.- tot 3«000,- is vervallen. Bat betekent, dat mensen met een minimumloon ongeveer 60.- per maand méér dienen te gaan betalen, terwijl de optrekking in de hoogste schoolgeld klasse nauwelijks j. 20.- meer bedraagt. Het betekent dat de laagste inkomens ook hier het hardst worden gepakt en de toe gankelijkheid naar de muziek— en balletschool voor deze groep verloren dreigt te gaan. Zijn fractie verzoekt het college daarom bij artikel 6 lid 1 de schoolgeldmaatstaf minder dan 1.300.- en die van 1.300.- tot 3.000.- weer op te nemen, tegen een cursusgeld van 173(dat is dan inclusief de 4% verhoging en per 50.- meer een verhoging van het cursusgeld met 2.-, zoals ook in andere jaren kon v/orden gezien. Om dan even een voorbeeld te schetsen heeft hij percentagegewijs een grafiekje opgesteld; 1982 is de strakke lijn, n.l.het percentage afgezet tegenover het inkomen. Neemt men dan het voorstel van het college nu, dan komt de lijn er boven en dan ziet men duidelijk dat degenen met de laagste inkomens relatief percent agege wijs forse verhogingen moeten gaan betalen. Hoe meer men dan gaat verdienen, hoe minder de verhoging wordt. Is dat bruto of netto, vraagt de heer STUART. Het zijn de netto inkomens, zegt de heer BAKX. Nee, hij vergist zich. Het zijn de bruto inkomens. En daar gaat dan juist de hele redenering van de heer Bakx volledig op fout, zegt de heer VAN HEUST. Mevrouw VAN BE PUTTE is het helemaal eens met het betoog wat de heer de Laet heeft gehouden. Zij zou daar nog aan toe willen voegen, of voor de volgende keer bekeken kan worden, of gekomen kan worden tot een maximum bedrag per gezin per groep.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1983 | | pagina 135