48 Spreker denkt dat dat enerzijds wel zo is, maar aan de andere kant, als dit soort projecten worden opgestart dat geldt ook in het bedrijfsleven als men met een project begint - dan moet men uitgaan in de eerste plaats van een aantal aannames. Er zijn op dat moment lang niet altijd volop exacte gegevens beschikbaar. Hij dacht dat dat in deze goed gebeurd is. Daar is de KSON aan te pas gekomen en ook de KEMA. Dat is echt niet zo maar uit de losse hand gegaan. Men moet nu een maal ergens van uitgaan. Dat verhaal is dan ook in het blauwe boek terechtgekomen. Dan moet men inderdaad gaan voorspellen. Men zal, zeker waar het hier warmte oe— treft, ook moeten voorspellen de te verwachten ontwikkeling van prijzen van b.v. energie. Op dit moment leeft men dan in een tijd, dat de energieprijzen door de olie prijzen zakkende zijn, maar voor hetzelfde geld zijn ze over 3 jaar aanzienlijk hoger. Het blijft dus toch wel een beetje koffiedik kijken. In die zin moet hij de heer Dran ken gelijk geven. Dan had, denkt hij, de raad op dat moment moeten zeggen: wij voelen daar niets voor; wij nemen die principebeslissing niet want wij voelen ons daar niet safe bij; wij voelen ons daar niet happy genoeg bij. Men moet natuurlijk ergens van uitgaan. Dan stelt de heer Dranken een aantal eisen. Hij zegt o.a.:de overcapaciteit die er nu is moet zo snel mogelijk benut gaan worden. Daar kan het college zich volledig in vinden. Het is op dit moment ook heel duidelijk, dat op alle mogelijke manieren getracht wordt om gebouwen die daarvoor in aanmerking komen, om lokaties die daar voor in aanmerking komen, aan te sluiten. Dat is een duidelijke doelstelling, zowel van de dienst als van het college, om een zo groot mogelijke uitnutting te verkrijgen van het varmtebedrijf en om zo snel mogelijk kostendekkend te geraken. De heer Dranken zegt verder: dan moet er geen verdere uitbreiding komen, tenzij er eerst geëvalueerd is. V/at het thans voorliggende voorstel betreft: dit is het -laatste voorstel - dat heeft hij naar zijn mening ook in de commissie gezegd - van de fase waaraan men nu bezig is vanaf de start. Met andere woorden: er komt geen nieuw voorstel meer voor deze fase van het varmtebedrijf. Dat houdt dus in, dat inderdaad - ook anderen heb ben daarnaar gevraagd - alvorens volgende stappen ooit eventueel genomen zullen worden, eerst naar de raad zal worden gekomen met uiteraard een evaluatie van deze fase. Dit is dus een afsluiting van de serie kredieten die aan de raad zijn gevraagd. Daar beantwoordt hij mee de derde eis van de heer Dranken: geen verdere financiële lasten. De heen Fnahhen zei venden an ciie opiP.enlcin^ kwam in wat andene "bewoondingen ook van de PvdA-fractie - dat er een uitvoerige toelichting zal moeten komen over de tarieven. Hij kan zeggen, dat het college, evenals de dienst, de afgelopen week - daar heeft men ook in de krant over kunnen lezen - een aantal brieven hebben bereikt van mensen en groeperingen van mensen die klachten hebben, her college heeft de dienst opdracht gegeven om die klachten zeer serieus te behandelen; om een onderzoek in te stellen, hoe zaken er precies voor staan; het is de bedoeling om in de komende commissievergadering daar uitvoerig over van gedachten te gaan wisselen. Hij moet er wel bij zeggen - en dan neemt hij een voorschotje op die discussie in de commissie - dat als de heer Franken zegt: 500,- in één maand warmte is nog al wat, dat dat op zich niet zo'n bijzonder iets behoeft te zijn. Het probleem is alleen dat als in een van de 4 maanden november, december, januari en februari maar één maand warmte wordt gebruikt, men precies in de duurste maanden zit. In die 4 maanden n.l, gebruikt men 80% van de totale warmte. Dan moet men dus niet naar die 500.- kijken, maar dat gaan delen op het hele jaar en dan komthet plaatje er wat anders uit te zien. Daar wordt in ieder geval in de commissie uit gebreid over gesproken. Dan was er een vraag over de investeringen. De heer Dekkers heeft hem geassis teerd bij het opzoeken van die zaken terwijl hij aantekeningen maakte.^ Dat was dan de^ vraag naar het voordelige bedrijfsresultaat en de kapitaalslasten. Het antwoord daarop is, dat die 106,000.— kapitaalslasten van de overcapaciteit opgevangen kunnen worden door het voordelig exploitatieresultaat. Yandaar dat er dan overschiet een nadelig bedrijfsresultaat. Dat zijn dan kapitaalslasten van de overcapaciteit die op dit moment nog niet wordt uitgenut.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1983 | | pagina 120