29 sidie beloond zal gaan wordenals hij die uitdrukking mag gebruiken. Het college gaat ook overwegen, om zelf te gaan bemonsteren. Als de heer van Heijst dan zegt: de zaak kan net zo goed gehalveerd worden en dan kan met het krediet 2 jaar worden gedaan, maakt dat op zich niet zo veel uit. Dan worden de termijnen uitgesmeerd en de financiën worden uitgesmeerd. Nu is geconstateerd, hoe de toestand momenteel is. Eet college zou liever op een redelijk overzienbare termijn willen weten, of er wijzigingen zijn opgetreden. Zou men kunnen constateren: er is geen enkele wijziging opgetreden en er is nog steeds geen reden voor paniek, dan denkt hij dat dan pas met enige zekerheid gezegd kan worden: laten we de frekwentie van de monstername wat verminderen. Nu is er de zekerheid die er dan op dat moment is, en dan is het redelijk dat de monstername wat verminderd gaat worden, omdat men de risico's dan mdg lopen omdat die dan verantwoord zijn. De methode van de heer van Heijst leidt dan tot een halvering van die mogelyke zeker heid op termijn en daarom is het college daar bepaald niet enthousiast voor. Het is een duidelijke beleids-keuze. Zegt men: het zal allemaal wel meevallen; we doen er maar 2 jaar over. Of zegt men: we willen binnen dat jaar, met de voorstellen die van de Heidemaatschappij zijn ontvangen, weten waar we dan aan toe zijn en we zul len dan opnieuw moeten beslissen, nadat dat ge-evalueerd is, zoals dat tegenwoordig heet, hoe dan moet worden opgetreden. Het college heeft een voorkeur voor die zekerheid die hy daarnet heeft geschetst. Dat betekent, dat de frekwenties van de monstername graag gehandhaafd worden, zo als die zijn voorgesteld. Hij heeft net al uitgelegd dat op het moment dat die zekerheid er is, nadat het een aantal keren is gedaan, men dan altijd nog tijd kan vinden om te bekijken of de fre kwenties verminderd kunnen worden. De heer VAN DE WATER meent, dat, gezien wat er in andere gemeenten is gebeurd, men niet voorzichtig genoeg kan zijn. Zijn fractie is dan ook voor dit krediet en indien nodig zal men volgend jaar daarin ook weer meegaan. Meestal wordt gezegd: wat in het vat zit verzuurd niet, maar hy denkt dat dat hier niet opgaat. De heer VAN HEIJST meent, dat als deze frekwentie van monstername wordt aangehouden, dat in feite ook geen totale zekerheid verschaft want er kan juist kort na de laat ste bemonstering iets heel vervelends gebeuren. Hij heeft ook nooit beweerd, dat men er na 2 jaar mee zal moeten stoppen. Als/nu echter met een lagere frekwentie monsr ters neemt, kan men het in ieder geval langer volhouden. /men Het is een kwestie van afwegen. Wil men nog enig risico lopen of droomt men van 100/ zekerheid. Dat laatste noemt hij dan inderdaad een droom. Als men daar dan veel geld voor over heeft en als men dat kan missen, moet men het maar •uitgeven. Hij vindt dat het wel iets bescheidener kan worden gedaan. De heer VAN KEMENADE denkt, dat het niemand zal verbazen als zijn fractie het niet bescheidener wil doen. De heer van Heijst zei: het krediet in 2 jaar gebruiken. De wethouder zegt terecht: dan gaat men in feite de monstername halveren, v/at dan ook inhoudt, dat de tijden tussen de monsternames groter worden. Hij heeft ook begrepen van de adviseur van het college, dat het de bedoeling is om vooral nu in eerste instantie zich een beeld te gaan vormen van hoe de situatie is. De wethouder zei: wat er is gestort liegt er niet om. In deze raad is eerder al gesproken over zo'n 5000 vaten waarvan men dan niet precies weet waar ze liggen en hoe ze er bij liggen. Ilij denkt dat het heel belangrijk is om eerst die beeldvorming te krijgen en om dan, als men daar - om een modern woord te gebruiken - het plaatje van heeft, te beslissen of in hetzelfde tempo moet worden doorgegaan met die mon stername of dat dat eventueel wat wordt vertraagd. Hij is het met de heer van Heijst eens: 100^s zekerheid heeft men nooit, maar hij zou er toch voor willen pleiten, om in ieder geval die zekerheid zo hoog mogelijk te krij gen. De heer VAN DER STOEL heeft er eigenlijk niet zoveel meer aan toe te voegen omdat de discussie tot nu toe vrij duidelijk was. Als de heer van Heijst zegt: men krijgt nooit geen totale zekerheid, moet spreker hem daar natuurlyk gelijk in geven. Omgekeerd leidt de redenering van de heer van Heyst

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1982 | | pagina 347