28 De VOORZITTER "begrijpt hieruit, dat de heer van Hejjst zich niet bij de woorden van de heer van Kemenade aan vil sluiten. De heer VAN HEIJST moet zeggen, dat hij het weer eens een keer oneens is met de heer van Kemenade, zoals in het verleden vaker gebeurde maar de laatste tijd gelukkig wat minder. Hij is van mening, dat deze uitgave jaarlijks - als men het goed wil doen zou men het jaarlijks moeten doen - niet te permitteren valt. Hij denkt, hoewel men natuurlijk nooit van zekerheid kan spreken - er zullen altijd risico's blijven - dat het aantal monsternames tot ongeveer de helft terug te bren gen zou zijn. Dan zou hij tegen het krediet als zodanig geen bezwaar hebben, als men daar 2 jaar mee doet. Hij denkt n.l., dat, als het dit jaar nu heel mooi wordt gedaan en volgend jaar wordt er niets gedaan, men dan helemaal niet verantwoord is. Hij kan zich voor stellen, dat er zodanige processen in die ondergrond plaats vinden, dat de effecten daarvan pas later waarneembaar zullen zijn. Hij zou eigenlijk juist wat geld over willen houden om ook later te kunnen controle ren. Daarom zou hij voor willen stellen, om dit crediet te gebruiken voor 2 jaar. Dan denkt hij, dat er iets zinnigers wordt gedaan. Er worden dan ook wel risico's gelopen, maar om het nu het eerste jaar allemaal in de puntjes te doen en volgend jaar misschien niet, omdat men dat toch niet vol kan blijven houden, dan vindt hij het zinniger om het nu wat gematigder te doen en het volgend jaar ook. De heer AERT3SEN denkt, dat het wel eens nodig zou kunnen zijn, om ook de komende jaren na de 2 jaar die de heer van Heijst bepleit, die monsters te blijven nemen. Op grond van de motieven van de heer van Heijst denkt hij, dat men daar niet omheen kan. Hij meent dat men er rekening mee moet houden, dat in de komende jaren - en men kan niet voorspellen hoe lang dat dan is; hij denkt toch zeker wel aan een perio de van 10 jaar of zo - die monsters genomen moeten blijven worden. Hij denkt dat dat in het belang van de volksgezondheid van belang is. Men zal de vinger aan de pols moeten houden. De raad zal er dus rekening mee moeten houden, dat daar steeds weer een krediet voor zal moeten worden uitgetrokken. De heer VAN DER STOEL wil beginnen met te stellen, dat hij nog steeds gelukkig is met de wijze waarop het onderzoek van De Kragge is aangepakt. Wat er op De Kragge is gestort in de loop van de jaren liegt er niet om. De stoffen die er liggen zouden heel wat kwaad kunnen aanrichten. Het onderzoek wat is gepleegd heeft dan eigenlijk niet meer opgeleverd, als men het van die kant bekijkt, dan dat er nog geen schade is aangericht met een streep onder het woordje nog. Het rapport zegt, dat er nu nog geen reden is om sanering toe te passen om verschillende redenen; omdat men nog geen schade heeft kunnen constateren; omdat de lokalisering van de vaten volstrekt onduidelijk is; omdat, als men op gaat ruimen, dat problemen op kan roepen en dat er dan spullen los kunnen komen die beter in het vat kunnen blijven waar ze nu in zitten of worden geacht in te zitten. Die conclusies zouden tot een zekere geruststelling kunnen leiden, maar hij denkt dat men daarvoor op moet passen. De contröle die nu wordt voorgesteld is bepaald niet overbodig en het college heeft vertrouwen in de adviseurs die er zijn geweest en die adviseurs zijn ook weer bijgevallen door de eigen adviseurs van de dienst ge meente-werken. De conclusie was dus: nog niet saneren; de kwaliteit van het water is goed. Men weet intussen, waar de lagen zitten; men weet de richting van het water waar heen dat afloopt en nu kunnen monsters worden genomen. In zijn algemeenheid zou men kunnen zeggen, dat, als men met een zeer lage frekwentie gaat bemonsteren, men hoge risico's loopt en als men continu zou bemonsteren, men de minste risico's loopt. Daarmee is men er dan nog niet, dus dan gaat men zeggen: hoe kunnen we nu een methode vinden, waarbij men dan vindt dat er iets wordt gedaan wat mag worden gedaan en niemand later verwijten zou kunnen maken van: u heeft niet op tijd ingegrepen; u heeft fouten gemaakt; uit slordigheid of uit een soort verkeer de be zuinigingswoede Als practisch argument kan gelden, maar dat doet dan aan de zaak niet zoveel af, dat deze zaak in de tarieven kan worden doorberekend; dat men zeer grote kans loopt dat de bemonstering die nu toegepast moet gaan worden door het ministerie met sub-

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1982 | | pagina 346