15 te nemen en dat ook niet ter discussie te stellen omdat hij bang is dat ook in de gewestraad wel een stukje schijn-idealisme zal heersen. De heer WESTERHOF heeft een ander geluid na al deze opmerkingen. Hy is het helemaal met het college-standpunt eens. Hy denkt dat uiteindelijk de beslissing in de ge westraad zelf zal moeten worden genomen. Als nu wordt gevraagd: moet de suggestie van het college om dit in de gewestraad te brengen, worden gehandhaafd, dan zegt hij ja. De heer van Kemenade zegt dan wel, dat er veel tijd in gaat zitten en hij vindt dat er dus niet gediscrimineerd moet worden. Spreker denkt dan dat binnen de fracties een aantal commissie—functies verdeeld moeten worden en de een heeft dan een aan tal functies binnen Bergen op Zoom en de ander zal dan onder meer een functie heb ben in de gewestraad. Alles brengt werk en tijd met zich mee. Hij denkt dan dat het net zo goed een discriminatie zal zijn, om dan die ene commis sie, n.l. die gewestraad, wat dan een zuiver gemeentelijke taak is, een taak voor een raadslid, apart te gaan belonen. Hij is het wel met de heer van Kemenade eens, dat er een modus gevonden zal moeten worden, dat, waar er een aantal commissievergaderingen vaak in de middag plaats vinden en whar relatief veel tijd in gaat zitten, de gewestraadsvergaderingen niet worden betaald maar commissievergaderingen boven een bepaald aantal wel. Anders zou het een onevenredig zware belasting kunnen worden. Als dan wordt gesproken over dat schijn-idealisme, dan zegt spreker: dan moet men maar proberen in de gewestraad een aantal mensen te krijgen die dat dan wél willen doen zonder dat het betaald- moet worden. Hy dacht dat men als raadslid behoorlijk wordt betaald en daar kan dan ook die gewestraad wel bij worden genomen voor een aantal mensen. Hij vindt het wel juist dat mensen in een fractie die zich be schikbaar stellen voor de gewestraad, dan wat de gemeentelijke commissies betreft, dan een beetje worden ontzien. Dat is volgens hem een duidelijke zaak. De heer DEKKERS gelooft niet dat hij, na alles wat nu nog is gezegd, veel heeft toe te voegen aan datgene wat hij in 1e termijn heeft opgemerkt. Het voorstel van het college is duidelijk. Een aantal raadsleden denkt daar anders over. Hij heeft toch wat moeite met de opmerking van de heer van Kemenade, dat hij zei dat het zou zijn voortgekomen uit een stukje schijn-idealisme wat dan misschien ook binnen het college zou zijn geslopen. Zo heeft hij dit toch wel geproefd. Als de heer van Kemenade daar dan nog bij opmerkte: misschien kunnen we de gewest raad dan maar beter gaan afbouwen, dan vraagt spreker zich toch af, of de heer van Kemenade bedoelde te zeggen dat een aantal mensen, nu er nog presentiegelden zijn wel in de gewestraad zitting willen nemen en anders maar liever niet. Dan laat zich toch de vraag stellen: werken die mensen dan mee aan het streekge- west, ook vanuit het oogpunt van diezelfde theorie van dat schijn—idealisme wat ten tonele is gevoerd. De heer VAN KEHENADE zal hier graag even interrumperen. Hij vraagt zich n.l. af, of er nu wel zuiver gediscussiëerd wordt. Als hij in zyn normale dagelijkse werk functioneert dan wordt hij daar ook voor be taald. Hij doet dat niet uit idealisme, wat dan ook weer niet wil zeggen dat hij niet graag zijn arbeid zou verrichten. Dat doet hij met vreugde maar hij vindt het toch ook wel vreugdevol als dat aan het eind van de maand op de giro- of bankreke ning via een beloning kenbaar wordt gemaakt. Dat loskoppelen van die beloning vindt hij gewoon onjuist. Als mensen presteren mogen zij daarvoor beloond worden. Hij denkt ook wel dat er een aantal mensen in die gewestraad zitten, die dat mede voor die beloning doen. Daar heeft hij geen enkele moeite mee en ook geen bezwaar tegen, als zij zich maar ten volle inzetten. Hij denkt dat die eis wel gesteld mag worden, zeker als er een beloning voor staat. Als dat niet wordt gedaan, een soort vrywilligerswerk dus, loopt men alleen maar het risico, dat men zich ook niet kritisch tegenover anderen op kan stellen. De VOORZITTER vond dit nu niet direct een korte interruptie. De heer V/ESTERHOF heeft ook nog een korte opmerking. Hij vindt dat er massa's mensen vrywilligerswerk doen in schoolbesturen en allerlei verenigingen en ook allemaal voor niets. Raadsleden worden al betaald. Mogen zij er dan ook eens een keer iets voor niets bij doen, moot hy dan toch vragen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1982 | | pagina 331