■SB* 52 Zaak is nu echter eenmaal, dat datgene wat ontvangen is ook dient te worden betaald. Het is de raad zeker ook niet onbekend, dat hiermede in het verleden v/el eens finan ciële stroppen zijn geweest en dan is het alleen mogelijk dat er nog een compensatie wordt ontvangen van de Gasunie, om maar een instantie te noemen, wanneer kan worden aangetoond, dat van de zijde van de gemeente de nodige maatregelen zijn genomen. Het college meent dus, dat deze zaak geregeld dient te worden in de instructie van het college aan het hoofd van dienst. De heer VAN KEKENADE neemt aan, dat de wethouder wat dit betreft zich van advies heeft laten dienen en hij kan zich voorstellen, dat dit inderdaad in de instructie wordt geregeld. Waar hij dan wat moeite al is dat misschien een te zwaar woord mee heeft is, is het andere deel van het betoog van de wethouder waarbij hij zegt: bij een normale zaak ligt de beslissing bij de directeur; bij een ernstige zaak overlegt de direc teur met de wethouder; bij zeer ernstige zaken beslist B.& W. Laar zou dan volgens hem het breekpunt kunnen liggen, want men zadelt dan in feite de directeur op met vooraf te beslissen, in hoeverre een zaak normaal, dan wel ernstig of zeer ernstig is. Afgezien daarvan is het zo, dat op dit moment en dat blijkt gewoon uit landelijk onderzoek - er een vrij grote toename is van zowel mensen als bedrijven, die in beta.lingsproblemen komen. Dan kan inderdaad rechtens tot afsluiting worden overgegaan. Men zou zich echter ook kunnen afvragen, als men daar, laat hij maar zeggen, wat meer politieke contrSle op heeft of ook niet in een aantal gevallen andere oplossingen denkbaar zijn, waar ook vanuit de lokale over heid geadviseerd en eventueel aan meegewerkt kan worden. Dat is eigenlijk de reden dat hij zegt, dat de verantwoordelijkheid wat meer bij die overheid komt te liggen. Wat is normaal, ernstig of niet ernstig. Voor een individu kan het op zich een hele ernstige zaak zijn, terwijl een directeur zegt: voor my, als bedrijf, is dat geen ernstige zaak maar gewoon een normale zaak. Daar kan dan volgens spreker ergens een breekpunt liggen. Hij zou toch het college willen vragen, daar een3 ernstig naar te kijken. De heer VAN KAAM kan zeggen, dat, wanneer tot afsluiting wordt overgegaan, dat al tijd het laatste is wat wordt gedaan. Hij kan wel zeggen, dat, voor het zover is, er practisch altijd andere mogelijkheden om tot schuldsanering of tot een vergelijk te komen of tot een betalingsregeling te komen, hetzy dat wordt aangevraagd middels de dienst voor sociale zaken, hetzy middels maatschappelijke instellingen, zullen zijn onderzocht. Wanneer die mogelijkheden niet benut kinnen worden of willen worden, dat men betalingsregelingen niet in acht wil nemen, dan is het inderdaad het uiter ste. Als men dan iemand heeft aangewezen als hoofd van dienst, die de verantwoor ding heeft, gelooft spreker, dat zo iemand ook die verantwoording mag hebben. De praktijk heeft tot op heden wel uitgemaakt, dat hier de nodige omzichtigheid mee wordt betracht» In feite gaat dit dan natuurlijk wel buiten de verordening sec om. Het is naar aanleiding van recente gebeurtenissen. Hij kan wel zeggen, dat dat punt misschien al wel 2 of 3 maanden geleden in het college van B.& W. is besproken; de zaak dan die vandaag of gisteren in de krant werd aangekaart. De VOORZITTER heeft begrepen, dat de heer van Kemenade tegen de verordening als zo danig geen bezwaren heeft. Het is natuurlijk een maatschappelijk probleem, wat de heer van Kemenade aanroerde. Hij heeft ook gelezen, dat er aandacht van de regering voor is gevraagd en dat ook in die richting gezocht wordt naar een oplossing. Hy denkt aan de andere kant, dat het opstellen van een nieuwe regeling niet van een enkel incident afhankelijk moet worden gesteld. Wellicht is er een mogelijkheid om over die zaak zelf nog eens een keer in een com missie of v/aar dan ook nader te spreken, ook als er landelyk wat meer van bekend is, Het ging de heer VAN KEMENADE ook niet om dat ene incident. Inmiddels is natuurlijk uit dc- pers wel bekend, dat op een aantal plaatsen in Nederland incidenten plaats vinden, en in toenemende mate. Hij denkt dat men dan op tijd moet bekijken, of hetzij de artikelen van de verordening, hetzij de instructies niet moeten worden bygesteld. De heer SITTROP wilde eigenlyk niet in deze discussie treden, maar hij denkt dat de heer van Kemenade deze zaak precies omdraait. Hij denkt dat heel duidelijk moe», wor den gesteld in een verordening, wat men wel en wat men niet wil.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1982 | | pagina 241