6
spraak zou komen.
Hij wil dit graag- nog eens in het college aan de orde stellen en de heer van de
V/at er zou een volgende keer of hij gelegenheid daar dan nog eens naar kunnen infor
meren.
Nogmaals, materiëel maakt het naar zijn stellige overtuiging geen verschil.
Dan zou het alleen maar enkele vellen gedrukt papier kosten of liever, dat levert
het op.
Naar zyn oordeel levert het ook voor appellanten niets op om bij de Raad van State
in beroep te gaan.
Kocht dat dan wel zo zyn en hy zich dus hier op een dwaalspoor bevinden, - hetgeen
hij niet vermoedt - dan zou dat wellicht aanleiding kunnen zijn om dat nog eens
opnieuw te bekyken.
Hij zou de heer van de Water willen vragen, of dat zo met hem kan v/orden afgespro
ken.
Nee, moet de heer VAN DE WATER daarop zeggen. Hij. wil dan toch een uitspraak van
de raad.
De VOORZITTER wil de raad dan toch maar adviseren, dat B.& W. daar eerst nog eens
het licht over zal laten schijnen, of dat tot iets kan leiden.
Bij die gelegenheid kan de heer van de Water dan al of niet nog eens met zijn voor
stel aan de orde komen.
De heer GORRISSEN wil even vragen: is er een raadsbesluit vernietigd?
De VOORZITTER moet daarop antwoorden: ja; het raadsbesluit is vernietigd met dien
verstande, dat het oordeel van de Raad van State is, dat de raad het verzoek on
gegrond heeft verklaard en dat had niet-ontvankeljjk verklaard moeten worden.
De heer GORRISSEN meent, dat dit dan toch geen raadsbesluit betrof maar een be
slissing.
De VOORZITTER wil antwoorden, dat de raad van Bergen op Zoom verweerder was; het
was een raadsbesluit van de raad van Bergen op Zoom,
Dus deze raad heeft verkeerd besloten, meent dan de heer GORRISSEN.
In juridische zin inderdaad, moet de VOORZITTER daarop antwoorden,
Hy meent verder, dat het in Bergen op Zoom dan niet gebruikelijk is om
zo'n besluit met het woord ongegrond erin dan te gaan wijzigen in een nieuw
besluit met het woord nict-ontvankelijk. Materiëel haalt dat ook voor appellanten
niets uit. Het kost wat papier en daarmee is het dan ook geschied.
De heer VAN HEIJST meent, dat men niet rechts van de zebra is overgestoken maar
links; men heeft echter wel veilig de overkant bereikt.
Paa-r heeft, materiëel gesproken, de heer van Heijst inderdaad gelijk in, wil do
VOORZITTER zeggen.
De heer van de Water haalde artikel 8 op de V/et van de Raad van State aan en als
dat dwingend voorschrijft welk onderdeel ny dan op dit moment hier niet aan par-
rate kennis aanwezig heeft - dat er tot een ander besluit moet worden gekomen,
dan zal recht geschieden en zal het college van de gewoonte tot op dit moment
terug moeten komen.
Hij vindt wel dat de heer van de Water er dan begrip voor op moet kunnen brengen,
dat dat even wordt nagekeken.
Kan dat dan nu niet even zo vanavond, wil de heer GORRISSEN nog vragen.
De heer VAN DE WATER meent, dat er een nieuw raadsvoorstel moet komen. Dan kan
iedereen zeggen, of hij het daarmee eens is of niet. Dat komt ook eerst gewoon in
de commissie dus het volgt gewoon de normale procedure.
De VOORZITTER meent, dat de raad ook zou kunnen besluiten, om dit punt voor ken
nisgeving aan te nemen, met de opschortende voorwaarde, dat als het college op
grond van het door de heer van de Water genoemde artikel 8 van de Wet op de Raad
van State tot een ander besluit had moeten komen, er van de zyde van het college
een nader voorstel zal komen.