12 Eet klinkt als een cliché, maar cliché's kunnen ook waar zijn: de huidige vrede is gebaseerd op de wederzijdse, ongeveer gelijke hoeveelheid kernwapens. Als dit dan zo is en de Tweede Kamer vindt ook dat dit zo is, dan zullen deze kern wapens in het belang van de vrede aanwezig moeten zijn. Niet omdat men dan zo véér kernwapens is maar omdat de kernwapens er zijn. 7,'anneer het nu eenmaal nodig is, dat in een, hopelijk afbouwende xase, nog steeds vanwege het machtsevenwicht, die rotwapens nodig zijn, zullen die ook ergens moeten staan. Hier komt dan zijn bezwaar tegen deze motie. Als de inhoud van de motie zou zijn, dat de raad gevraagd wordt zich uit te spreken tegen de absurde situatie van de kernwapens; dat kernwapens er eigenlijk niet zouden moeten zijn, dan heeft hij er geen probleem mee. Kaar de kernwapens zijn er en zij zijn helaas, hopelijk steeds minder, nodig vanwege het machtsevenwicht. De logica zegt hem dan, dat zij dan ergens zullen moeten staan. Het menselijk gegeven zegt hem dan, dat niemand ze graag bij zich op de stoep heeft Das de enige, die in het bestaande democratische systeem 'uiteindelijk zal kunnen be palen, waar het tuig komt te staan, is de democratisch gekozen Tv.'eede Kamer, Eet past dus zijns inziens niet, dat afzonderlijke gemeenten een nationaal veilig heidsbelang blokkeren, afgezien nog van het feit, dat zijns inziens, ondanks het aannemen van de voorliggende motie, de kernwapens er tóch zouden komen. Kij vindt het daarnaast principiëel onjuist als gemeente, een belang van nationale veiligheid te dwarsbomen. Tenslotte wil hij er nadrukkelijk op wijzen dat iedere mening die anders is, met name ook van diegenen die menen dat in het geheel niet bewapend mag worden, te respec teren is. Feit blijft echter, dat de realiteit hem gebiedt er fundamenteel van me ning mee te verschillen. De heer HIJPELS moet zeggen, dat het PvdA-raadslid, de heer Mastenbroek, het WS- standpunt op zeer treffende wijze heeft verwoord. Hij heext daar verder niet^ meer aan toe te voegen. Hij heeft nog wel een 5-tal opmerkingen over de motie. Op de eerste plaats een vraag aan de wethouder, belast met ruimtelijke ordening en zijnde een PvdA—'wethouder: staat deze achter de motie van zijn fiactie? Dat zou spreker vanuit staatsrechterlijk oogpunt een zeer ernstige zaak vinden,als die wethouder de mening van zijn fractie op dit punt zou delen. Een tweede vraag is aan de voorzitter: Bent u van mening, dat, als deze motie zou worden aangenomen, u in uw kwaliteit als burgemeester deze motie zou moeten voor dragen voor vernietiging bij de Kroon. De derde opmerking die hij zou willen maken is: in de overweging-en wordt met ge rept over kernenergie, terwijl in de besluiten wel wordt gesproken over kernafval. Hij" zou graag het logische verband willen horen uitleggen tussen de overwegingen en "bussen de besluiten. Die mist hij n.l. op dit punc. De heer GOBEISSEN moet zeggen, dat zijn fractie deze motie afwijst om dezelfde rede nen als de vorige. De fractie is er in principe tegen, dat zaken die niet m de gemeenteraad thuis horen, daarin worden behandeld. Uit de discussies kan men dan al wel zien, hoe onjuist het eigenlijk is. Bovendien is, zeker in zo'n defensie-aangelegenheid, de raad helemaal niet bevoegd om of het een of het ander te besluiten of voor te stellen. De heer VAN KEIJ3T meent dat het nu wel duidelijk is, dat men nog lang niet aan incidenteel toe is. De heer WESTERHOF wil even opmerken, dat, al hoort het dan misschien niet in een gemeenteraad thuis, hij het betoog van de heer Mastenbroek uitstekend vond. Datzelfde wilde ook mevrouw VAN DE PUTTE stellen en zij kan die woorden helemaal onderstrepen. Zij is tegen deze motie. De heer VAN DER VELDEN kan niet zeggen, of, evenals de voorzitter dat bij de vorige motie opmerkte, hij nu namens het college kan spreken, Kij wil wel zeggen, dat hij de motie heel uitdrukkelijk wel wil ondersteunen. Naar zijn mening is er inderdaad een mogelijkheid voor een gemeenteraad om zich juist op dit moment ook uit te spreken over deze problematiek.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1982 | | pagina 145