29
Hij wil de heer Nuijtemans dan toch vragen om bij de beleids-uitspraak c even daarboven
te lezen, waar staat: dat bij nieuwe bedrijven een beleid om verdere milieu-belasting
te voorkomen zal vooralsnog tot uitdrukking worden gebracht in het gronduitgifte—
beleid. E.e.a. zal worden geëffectueerd doordat, voor dat aan milieu-belastende bedrij
ven grond wordt uitgegeven, na zal worden gegaan of de vestiging geen extra milieu
belasting met zich meebrengt en het betreffende individuele milieu—effect zich voegt
in het totaio milieu-effect van het huidige bedrijfs-gebeuren.
Dat is dus een een stand-still-principe wat dan ook met name voor de nieuwe bedrijven
geldt en niet alleen voor bestaande.
De heer Nuijtemans zei ook nog, dat zijn fractie tcch graag zou zien dat het bes lemmings-
plan Theodorushaven wordt herzien, althans dat daar voorbereidingen toe getroffen zou
den moeten worden. Hij voelt er evenwel weinig voor om alle argumenten, die toch al
bekend zijn, nu nog weer eens te gaan herhalen. Hij wil wel even verwijzen naar de be
leids-uitspraak zoals die onder a staat vermeld, waarin uitdrukkelijk wordt gezegd,
vooralsnog in afwachting van de jurisprudentie en ook anderszins, gaan wij niet over
tot herziening van dat bestemmingsplan. Andere argumenten komen daar dan nog maar
alleen bovenop en hij denkt niet dat dat dan een wijziging van dit standpunt in zal
kunnen houden.
De heer Nuijtemans merkte ook nog een en ander op over milieu-groeperingen. Lat wil
hij best onderstrepen. Dat wil dan ook weer niet zeggen dat in principe milieu-orga
nisaties niet juist zouden worden ontvangen. Ook is het natuurlijk niet zo dat iedere
groepering zo maar ineens gelijk krijgt. Het feit echter dat milieu-groeperingen waar
devolle gegevens aandragen vaak, is zonder meer waar. Daarvoor behoeft hij alleen maar
te verwijzen naar stukken die regelmatig in de kranten hebben gestaan en waar anderen
dan niet achter kwamen en milieu-groeperingen wel, wat dan bewijst dan zij inderdaad
een goede functie kurrnen vervullen.
De heer DEKKERS dacht hier weinig aan toe te voegen te hebben. Hij wil de heer Uuijre
mans, als die vraagt om wijziging van het bestemmingsplan Theodorushaven, er toch op
wijzen, dat ook ten aanzien van Theodorushaven natuurlijk geldt wat onder c staat.
Als dan wat onder c staat ten aanzien van het gronduitgiftebeleid voor die gronden
die nog in Theodorushaven voor verkoop beschikbaar zijn en er wordt oevens gelet op
hetgeen wethouder van der Stoel daarnet heeft opgemerkt, en bij bedrijyen die al in
Theodorushaven gevestigd zijn wordt toegepast wat onder hei stand-still-principe y c
staat vermeld, dan is alles toch wel volkomen gedekt en bestaat er absoluut geen
enkele reden om op dit moment een hele procedure in gang te zetten voor een herziening
van dat bestemmingsplan.
De heer NUIJTEMANS wil daarvan toch zeggen: alleen niet een toetsbaar iets, gebaseerd
op formele wetgeving.
Wa+ dat uitgebreide stand-still beginsel betreft, daar kan zyn fractie naar zyn me
ning alleen maar blij mee zijn. In de raadsvergadering van januari heeft hy dat al een
grote verdienste van deze nota gevonden. Na de beantwoording moet hy dan constateren
dat het college een duidelyke uitspraak doet ten aanzien van de nota en consis oen
blijft, en daarom zou hij toch wel graag bij stemming over punt a een wijziging willen
Watordland betreft is er een klein verschil in tekst tussen wat in de nota staat
en wat in de aantekeningen is geformuleerd. Hij wil precies weten wat ten aanzien van
Noordland nu precies door het college wordt voorgesteld.
Ilij wil zyn amendement wat hij wil indienen nu maai- even voorlezen:
Het bestemmingsplan Theodorushaven in 1961 te herzien, gelet op artikel van de Wet
op de Ruimtelijke Ordening; bij de herziening de nieuwste inzichten te hanteren op
planologisch en milieu-gebied; rekening te houden met de bestaande situatie en indier
nodig een overgangsregeling c.q. recht te hanteren door nuadel van overleg met de
provincie en de gemeente Halsteren via een goede afstemming van uitgangspunten te
streven.
Dat wil hij graag inplaats van punt a in de nota aangebracht zien.
De heer MASTENBROEK moet zeggen dat wat in dit amendement staat, natuurlyk wel heel
duidelyk in strijd is met datgene wat het college voorstelt. In dit voorstel staat
de wens om dat bestemmingsplan te wijzigen en het ooilege stolt voor om dat mot
doen, zodat het college niet akkoord kan gaan met dit amendement.