17 De VOORZITTER wil even een klein collegeberaad achter de tafel, maar zal daar de ver gadering maar niet voor schorsen. Hij kan daarna mededelen, dat het college het voorstel handhaaft. Hij neemt aan dat de raad hoofdelijke stemming wil en zal daar dan toe overgaan. De heer NIJPELS wilde eerst stemming over het voorstel om de zaak aan te houden. Daarbij vindt hij steun in het reglement van orde. De VOORZITTER merkt daarby op dat het college hun voorstel in stemming brengt, want dat was aan de orde, De heer NIJPELS dient een motie van orde in, gesteund door zijn fractie, waarin wordt verzocht om het voorstel een maand aan te houden. Die motie moet volgens het regle ment van orde in stemming komen voor het voorstel in stemming komt. De VOORZITTER zou het te gek vinden om over te praten als een motie van orde voor zou gaan om een voorstel in stemming te brengen wat de raad eventueel zou willen aan nemen. Dat kan natuurlijk nooit. Als de raad het voorstel zou verwerpen, komt het college wel met iets anders. Neemt de raad het voorstel aan, dan is dat gewoon zo. Punt uit Hij gaat dan maar tot stemming over. Daaruit blijkt dat het college-voorstel met 14 stemmen voor en 11 tegen wordt aangeno men. Voer stemmen: mevrouw Elseman en de heren Broos, van de Water, van He ijst, Dekkers, Mastenbroek, var Kaam, van der Stoel, Parel, Nuijtemans, Sittrop, van der Velden, Bakx en Arnoys, Tegen stemmen: de dames: Videier, Asselbergs, Vlug en de heren Baden, Lorrissen, Muller, Westerhof, Stuart, Franken, de Laet cn var Kemenade. De heer VAN HEUST is voor na de toezegging van net college tot een soepele uitvoe ring. 13. Voorstel tot het aanleggen van rijwielpaden langs de Zocmwcg en gedeelten van de Arnoldus Asselbergsstraat en ~ot het aanleggen, uitbreiden en wijzigen van parkeer- gelegenheden in de Gentiaanstraat, Ericalaan. Augustalaan en Casper Fagellaan, alsmede tot het aanvaarden van een rijksbijdrage in de kosten daarvan. (Verzameling 1980 nr. KO/49). Zonder beraadslaging en zonder hoofdelyke stemming wordt ait voorstel aangenomen. 14. Voorstel, tot h°t ongegrond verklaren van het beroepschrift van de heer II.J.M. Siebel.ink, Korenberg 21 te Bergen op Zoom, tegen de weigering van de afgifte van e c n bouwvergunning voor een tuinhuis .je. (Verzameling 1980 nr. RO/40). De heer NIJPELS kan zeggen, da+ zyn fractie wel akkoord kan gaan met dit voorstel, maar hij heeft nog wel een verzoek aan het college. Er schijnen gemeenten te zijn waar bepaalde regelingen zijn ontworpen ten aanzien van zogenaamd tuinmeubilair, en daar wordt ook een tuinhuisje onder begrepen, Als dit ook hier in bouwvergunningen of bestemmingsplannen zou kunnen worden opgenomen, zouden moeilijkheden als deze voor komen kunnen worden, Hy zou willen vragen of het college dit eens zou willen onder zoeken. Dat wil de heer MASTENBROEK zeker wel doen, al vindt hij ook dat men in dit soort za ken erg voorzichtig moet zijn. Als wel een3 over rechtsongelijkheid wordt gesproken, gaat het met name over zulk soort zaken. Het is zo vreselijk gemakkelijk om, wanneer burgers iets vragen, dan aan zo'n verzoek te voldoen. Als men met zo'n vraag gecon fronteerd wordt blijkt het altijd volkomen begrypelijk te zyn, blijkt het niemand kwaad of schade aan te richten en moet men zich afvragen: waarom mag dat nu eigenlijk niet. Dat mag dan niet omdat de hele gemeenteraad oen bestemmingsplan heeft aangenomen, waarin dan wordt bepaald dat zoiets niet mag. Vandaar ook dat hy altijd erg veel moeite heeft met het opkomen voor zulk soort incidentele gevallen. Als echter aan hem wordt gevraagd of hij dit eens wil navragen bij de Vereniging van Nederlandschc Gemeenten, wil hij dat best doen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1980 | | pagina 73