X 32 Hij wan zeggen dat in het verleden in vorige colleges verschillende keren ter sprake is gekomen dat men als B.& die uitbreiding van attracties bij Vastenavend op straat zoals dit soort, helemaal niet zo graag zag en dat het college indertijd op aandringen van de stichting een enkel ding dan toch maar heeft toegestaan. Als nu de stichting echter gaat zeggen: wij vinden eigenlijk ook dat het er helemaal niet in past en we kunnen er nu wel van buiten, dan is het college natuurlijk wel de laatste om te zeggen: en toch zal het er moeten komen. Zo ligt de situatie in feite. be gemeente heeft dus wel degelyk de zaak in de hand maar dan in meer negatieve zin. Het beleid wordt niet klakkeloos onderschreven. Bij de braderie kan het b.v. voor komen, dat men attracties voorstelt waarvan het college moet zeggen: nee, want dan 1 is de braderie geen braderie meer maar wordt het meer een kermis. En een kermis is er al. Het negatieve beleid speelt dus nog wel, maar het tegenovergestelde is in dit geval niet persé noodzakelijk. Als het bestuur van de stichting Vastenavend bij herhaling heeft gezegd: wij willen die scooter niet meer om allerlei motiveringen, dan vindt hij dat B.& W. niet be voegd zijn om het dan toch toe te staan. Dat is ook altijd zo tegen de kermis-exploitanten gezegd. Vorig jaar lag de zaak dan anders omdat toen op het scheiden van de markt er iemand al op gerekend had. Die stond wat men noemt al in de startblokken. Bovendien was het het vorig jaar zo, dat door menselijke misverstanden, om het zo maar te zeggen, men tot het laatst toe het idee had dat het wel kon als er maar meer werd betaald. Toen was het dus uiteindelijk niet een compromis van: komt het er nu wel of niet, maar ook een compromis in prijszetting. Nu zegt de stichting zonder meer: we willen het niet meer. Hij gelooft niet dat de raad nu tot taak zou hebben om tegen B.& Vte zeggen: doe het toch maar, die vergunning afgeven. De heer BROOS dacht dat de woorden van de voorzitter inhouden, dat er in geen geval correspondentie is of zou kunnen zijn waarin de stichting een vergunning-aanvraag afwijst. De VOORZITTER heeft duidelijk gezegd dat dit 2 keer op zijn kamer is besproken, Namens het bestuur is toen duidelijk gesteld: wij vragen die vergunning niet aan. Dat heeft de heer BROOS goed begrepen. Hy dacht zich n.l. te kunnen herinneren dat er wel eens brieven zijn geweest waarin iemand aan de stichting om een vergunning vroeg, v/at dan door de stichting werd afgewezen. Dergelijke correspondentie zou hij vanaf heden dan liever niet meer tegenkomen. De VOORZITTER weet dat van de stichting Vastenavend niet zo precies uit zijn hoofd. Van de braderie weet hij, dat op een bepaald moment mensen zogenaamd geen vergunning kregen van de braderie. Toen heeft het college de stichting braderie er direct op gewezen dat dat misbruik van termen was. Dat werd n.l. toen door elkaar gehaspeld. De stichting braderie had toen alleen maar kunnen zeggen: wij zullen u niec voor dragen voor een vergunning. Dan ligt de zaak dus wel duidelijk, meent hij. De braderie heeft n.l. helemaal geen vergunningen te verlenen. Zo ligt dat nu een maal. Zij hebben officieus dus wel practisch het monopolie van voordracht. Als toen dus wel eenstegen het college werd gezegd: wy krygen geen vergunning van de braderie, kon het college alleen maar zeggen: de braderie heeft helemaal geen vergunningen te verlenen. Dat is de heer BROOS volkomen duidelijk. Hierna sluit de VOORZITTER de vergadering. üjT Aldvis vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 29 februari 1980. De secretaris, De voorzitter,

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1980 | | pagina 48