31 Hij denkt dan dat die ondernemer daar eigenlijk in zijn binnenste ook wel rekening mee gehouden heeft en misschien toch nog eens geprobeerd heeft om op deze manier deze zaak er door te krijgen. Spreker denkt echter dat er weinig aan te doen zal zijn. De heer WESTERHOF wil ook nog wel iets zeggen als iedereen dat nu toch doet. Dan niet over dat geval van de heer van Kemenade, want dat is vorig jaar uit en te na besproken en hij neemt dan maar aan dat iedereen het daar nog mee eens is. Wel even over die bevoegdheden van wel B.& W. of niet B.& W. Hij vindt dat, als er in Bergen op Zoom bij 2 evenementen, de Braderie en Vastenavend, een organisatie is, die dat probeert in zo goed mogelijke banen te leiden en zoveel mogelijk regelt, dat het dom zou zijn van een gemeentebestuur, om dan niet met die adviezen rekening te houden en overeenkomstig te besluiten. Dat is niet iets uit handen geven van de zeggenschap, maar alleen ernstig rekening houden met de adviezen van op dat moment voor die festiviteiten verantwoordelijke instanties. Dat vindt hij heel normaal en hij kan niet begrijpen dat daar nog over gepraat moet worden. De VOORZITTER kan zich helemaal aansluiten by de heer Westerhof, die al gedeeltelijk heeft gezegd wat hijzelf ook al wilde zeggen, Ten eerste wil hij tot de heer van Kemenade zeggen, dat hij vorig jaar een bemidde lingspoging heeft gedaan op verzoek van de raad en beide betrokken partijen waren het daarmee eens en die hebben toen ook de prijs geaccepteerd die spreker toen had vastgesteld. Dat was toen n.l. ook de vraag. Zo is men daar toen het vorig jaar uitgekomen omdat het toen op het scheiden van de markt lag. Toen is ook afgesproken dat men opnieuw bij elkaar zou komen. De partijen zijn ook opnieuw bij elkaar geweest en toen is in eerste instantie door de voorzitter en later door diezelfde voorzitter, maar met mandaat van het bestuur van de Stichting Vastenavend gezegd, dat de stichting de vergunning voor een scooter niet wilde adviseren. Mevrouw Vlug zei, dat het beleid teruggenomen zou moeten worden, maar er valt niets terug te nemen. Het vergunningsbeleid ligt bij B.& W. en in sommige gevallen bij de burgemeester. Dat hangt van de aard van de vergunning af. Al een aantal jaren geleden zijn er eens met de braderie moeilijkheden geweest, omdat toen niet duidelijk op papier stond hoe het met die vergunningen ging. Toen was er een soort algemene vergunning voor het braderie-comité en die konden dat dan verder regelen. Dat gaf dan inderdaad aanleiding tot problemen. Toen zijn op een gegeven moment de puntjes op de i gezet en zijn voor de braderie - en dat doet men nu ook voor de stichting Vastenavend - regels vastgesteld, waarbij aan beide stichtingen geen vergunningen meer worden gegeven, maar dat B.& W. dat doet, tenzij op voordracht van. Beide verenigingen nebben dus, onofficieel weliswaar, het recht van voordracht gekregen. Voor de braderie zijn dat zelfs 3 soorten vergunningen van kramen op straat van uitbouwen op straat en van horeca-activiteiten op straat. Allemaal verschillende bevoegdheden dus. Vandaar dat van de braderie 3 lijsten komen met voordrachten. Hij is het dan met de heer V/esterhof eens, dat de sfeer van dit soort festiviteiten niet moet worden bepaald door de overheid, maar door de organiserende club. Dat de overheid toch wel ontzettend zware redenen moet hebben om als het ware de sfeer van een braderie of van een vastenavend door andere maatregelen een andere richting te gaan geven. De lijn van B.& W.en als dat geval zich voordoet van de burgemeester als andere vergunningverlende instantie, is zo, dat alleen vergunning wordt verleend op voor dracht van. De gemeente verleent dus inderdaad de vergunning. .■/at ook weer niet wil zeggen dat iedere voordracht automatisch wordt geaccepteerd. Men moet dus onderscheid maken tussen: geen vergunning verlenen tegen de zin van het organiserend comité in of alles accepteren wat zo'n comité voorstelt. De comité's zouden n.l. ook vergunningen kunnen voordragen, waar de gemeente om andere redenen tegen is waardoor zij dan toch niet verleend zullen worden. Het is een hele stap verder om tegen de zin van de organiserende vereniging in dan toch een dergelijke vergunning te gaan verlenen. Daar is het college dus huiverig voor. In dit geval is het dan zo, dat een bepaald persoon misschien op die extra inkom sten heeft gerekend en dan nu op deze manier buiten de boot valt.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1980 | | pagina 47