19
Deze opsomming1 leidt naar do mening van zijn fractie tot de volgende uitgangspunten
a. geen verdere toename van de milieu-belasting en b. een beleid dat er op gericht
is de bestaande overlast te beperken c.q. terug te dringen. Hiervoor moet naar de
mening van zijn fractie een duidelijk beleid worden gevoerd dat voor alle betrokkenen
herkenbaar is. Een beleid wat is vastgesteld op wettelijk vastgestelde kaders en
objectieve criteria. Ilij meent dat op deze wijze de beste waarborgen '..orden geschapen
om een synthese tot stand te brengen tussen milieu-belasting, woonbebouwing en
werkgelegenheidDe vraag is hoe zo'n beleid het best te verwezenlijken is.
Zijn fractie ervaart het als een handicap, dat de milieu-wetgeving zo laat tot stand
is gekomen. Met name hierdoor is er een situatie ontstaan, die in de praktijk leidt
tot een beleid dat lykt achter de feiten aan te hollen. Enerzijds biedt artikel 10
van de wet ruimtelijke ordening mogelijkheden om het milieu te beschermen, anderzijds
doet de voortdurende interventie van de Kroon hieraan afbreuk. Voorwaar geen gemak
kelijke situatie voor de lagere overheden, om tot een milieu-beleid te komen.
Desalniettemin is er een algemene tendens merkbaar ora tot een goed milieu-beleid te
komen. Diverse gemeenten hebben al bestemmingsplannen gemaakt waarin waarborgen
t.a.v. het milieu zijn opgenomen. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat de ICroon-uit-
spraken nog niet erg tot grotere duidelijkheid hebben gevoerd. V/el staat vast, dat
nieuwere inzichten, raits duidelijk geformuleerd, zoals bepaling van een planologische
zonering, en een grensbelasting van het gebied, geaccepteerd zijn voor bestemmings
plannen. Het opnemen van een kwalitatief en kwantitatief normenstelsel in het be
stemmingsplan hangt nog in het vage, enerzijds door de bestaande jurisprudentie en
anderzijds door practische problemen zoals de juiste normering en de controleerbaar
heid. Toch zal er, hoe men het ook wendt of keert, iets tot stand moeten worden
gebracht. De lagere overheden zullen hiervoor noodzakelijkerwijs de bouwstenen moeten
aandragen.
In Bergen op Zoom loopt men in ieder geval niet voorop, al zou de situatie dit naar
de mening van zijn fractie best rechtvaardigen.
Zijn fractie zou echter minstens een goede 2e plaats willen innemen. Het is mogelijk
cm daarmee goed aan de kost te komen. Kijk maar naar Joop Zoetemelk.
Ha deze algemene inleiding is zijn fractie bij de beoordeling van de door het college
voorgestelde beleidsuitspraken van mening, dat herziening van het bestemmingsplan
Theodorushaven in de rede ligt. Men draagt daarvoor de volgende argumenten aan.
De wettelijke termijn van 10 jaar is verstreken. De gemeente Halsteren, die een van
de partners is op grond van de gemeenschappelijke regeling, is al aan een herzie
ningsplan bezig. Gedeputeerde Staten dringen ook aan op wijziging omdat de huidige,
te vage bestemining"industrieterrein" niet meer past en er weliswaar ongeveer 80%
van de grond is verkocht waarvan echter nog een belangrijk deel niet is benut.
Verder komt het zijn fractie gewenst voor, dat de 3 vergunningverlenende instanties,
Bergen op Zoom, Halsteren en GS, op korte termijn zowel op ambtelijk als bestuurlijk
niveau in een overlegsituatie geraken om te vermijden, dat de onduidelijkheid alleen
maar groter wordt wanneer de verschillende uitgangspunten zouden worden gehanteerd.
Hij verzoekt het college daartoe het initiatief te nemen. Men stelt zich voor dat
do gezamenlijke kennis en inzet leidt tot een afgewogen bestemmingsplan. De complexe
materie en de bestaande omgeving noodzaken tot coördinatie. Of er dan overgangs
recht of mi 1 ieu-norineringzonering of kwalitatieve aanpassingen nodig zijn is een
zaak die dan nauwkeurig kan worden afgewogen in gemeenschappelijk overleg.
Ton aanzien van het gebied Hoordland kan zijn fractie instemmen met het in voorbe
reiding nemen van een op de situatie afgestemd bestemmingsplan. In de commissie
vergadering is al uitgesproken, dat de gronduitgifte van dit gebied geen milieu
belastende bedrijfsvestigingen verdraagt, mede gezien de directe nabijheid van de
Theodorushaven. Deze uitspraak houdt naar zijn mening in, dat op dit moment het
grond-uitgixte-beleid een positieve bijdrage kan leveren aan het milieubeleid.
Het laat tevens toe, dat alle nieuwe inzichten rustig verwerkt kunnen worden in het
bestemmingsplan. Hierbij hoort ook opname van een zonering, ondanks de afwijkende
geluiden hierover in de nota. Het vastleggen van zaken voor de toekomst is belang
rijk, ondanks de bestaande situatie. Deze kan n.l. in ae loop der tijden wijzigen.
Deelt het college bovenstaande mening, is zijn vraag.
Het "stand—still" principe is een 2e verdienste van deze nota. Het is juist dat dit
principe nu openbaar bekend is. Onderzoek en gesprekken hebben zijn fractie enigszins
een inzicht gegeven in wat hieronder zou kunnen worden verstaan. Hij begrijpt dat dit
principe inhoudt dat bij uitbreiding van het productieproces van een bepaald bedrijf