17
Hij vindt het een hele moeilijke zaak omdat men dan ook direct te maken krijgt met
gewone woningen die niet onderhevig zijn aan regels van de gemeente en daar dein ook
dergelijke situaties by te pas komen.
Mevrouw VLUG ziet niet in waarom er een nieuwe verordening in het leven moet worden
geroepen. Er zijn toch 2 practische verordeningen en theoretisch zou zo'n derde ver
ordening dan misschien wel kunnen naar de praktijk daarvan zal toch bewezen dienen
te worden, meent zij.
De VOORZITTER wil maar liever eerst de commissievergadering eens afwachten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen.
14. Aanbieding discussienota vestigingsbeleid industrieën.
(Verzameling 1980 nr. R0/5~).
De heer 'TE STERHOF kan zeggen dat in de commissie Rovov reeds uitvoerig op do vesti
ging van nieuwe industrieën is ingegaan, niettemin lijkt het zijn fractie juist het
standpunt ook in do raad duidelijk naar voren te brengen.
Ms dan de conclusies van het college, genoemd onder a, b en c stuk voor stuk onder
de loupe worden genomen, dan wil hij graag het volgende opmerken:
'vat betreft a, een eventuele herziening van het bestemmingsplan Theodorushaven.
Do nog beschikbare percelen zijn van vrij geringe omvang relatief en zeker niet ge
schikt voor grotere bedrijven die een toenemende milieu—hinder zouden kunnen verooi'—
zaken. By de bestaande industrieën is sprake van voldongen feiten waar met de mi
lieudienst en de hinderwet contröles kunnen worden uitgeoefend en een stringente
naleving van de milieu-eisen kunnen worden afgedwongen.
Sen nieuw bestemmingsplan heeft voor dit gebied dan ook geen of weinig zin.
Protesten van milieu-groeperingen en een wijkraad tegen dit beleid lijken dan ook
meer te stoelen op emoties dan op realiteitszin.
De veiligheid van de burgers en do werknemers van de bedrijven is veel meer gebaat
bij een goede naleving van de stringente eisen dan met een nieuw bestemmingsplan,
dat noodgedwongen voor 90Jj zal moeten uitgaan van een reeds bestaande situatie.
Voor wat punt b betreft, het Hoordland, ligt de zaak heel anders. Onzekerheid over
het regeringsbeleid voor vat betreft milieu—eisen in nieuwe bestemmingsplannen
maakt het voor de gemeente niet gemakkelijker om in deze tot concrete zaken te komen
Als het college dan stelt, dat men wacht op een uitspraak van de Kroon betreffende
het bestemmingsplan Zeehavengebied Rozenburg, voor men aan het plan hoordland gas/fc
werken, dan is dat wel begrijpelijk. Toch zou zijn fractie er prijs op stellen, als
het college alvasa voor dit plan ideeën op papier zet, beleidslijnen ontwikkelt en
gegevens verzamelt. Er gaat dan geen tijd verloren als men meer weet van het beleid
van de regering in deze. Dat er voor wat dit plan betreft een brede inspraak moge
lijk moet zijn, zal niet alleen milieu—groepen maar zeker ook de vakbeweging wel aan
spreken. Met elkaar zal men, in een zo breed mogelijk verband, tegen elkaar moeten
afwegen de belangen van de werkgelegenheid en van het milieu.
V/at het gestelde onder c betreft het volgende, hu de huidige milieu—wetgeving nog
een lappendeken is van verschillende wetten met bovendien in die deken nog al wat
gaten, is het duidelijk, dat men als gemeentelijke overheid niet alleen het beleid
kan bepalen met dit onvolmaakte gereedschap. Zijn fractie is het geheel met het
college eens, dat een doelmatig gronduitgifte-beleid het beste gereedschap is,
waarmee in dit stadium de belangen van zowel de inwoners van Borgen op Zoom en van
andere gemeenten als die van werknemers in de bedrijven dn van die bedrijven zelf
beschermd kunnen worden. Natuurlijk kan men tegenwerpen, dat dit beleid niet gebon
den is aan een exacte, op schrift gestelde regel en dat er misschien - en nu ge
bruikt hij een veel te zwaar woord - voor gegadigden een zekere rechtsonzekerheid
dreigt te ontstaan. In de gegeven omstandigheden is dit echter toch wel de beste
oplossing. Bovendien kan over elke vestiging in de commissie economische zaken
en later in de raad in alle openheid gediscussieerd worden en alle belangen tegen
elkaar worden afgewogen. Ook het zogenaamd "stand-still" principe bij de uitbrei
ding binnen bepaalde bedrijven heeft in principe de volledige instemming van zijn
fractie, al zal de praktijk ook hier wel wat moeilijkheden opleveren. Een genuanceerd
beleid in deze, waarbij alle belangen zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen,
is dan zeker gewenst.
De heer VAN KEMENADE kan een aantal zaken die de heer V/esterhof noemde ook wol on-