13 De VOORZITTER wil hier het volgende over zeggen. Eigenlijk zou dit een zaak zijn voor de wethouder van welzijnszaken, maar feitelijk is hier iets anders aan de hand. Men zal zich herinneren, dat de raad in principe een besluit heeft genomen en aan het college opdracht heeft gegeven, om op een of andere manier iets te gaan doen aan ontwikkelingswerkHet college heeft toen beloofd om daarnaar te zoeken, Het college is er op dit ogenblik in geslaagd om een eerste contact te leggen met een stad in Kameroen, Bertoea, waar ook een aantal nederlanders werkzaam zijn. ±\,en stad verder die op het eerste gezicht en ook blijkens een brief van de nederlandse ambassadeur in Kameroen, heel geschikt lijkt om daar wat banden mee aan r.e knopen. En dat dan niet in de vorm van een gift of dat Bergen op Zoom daar een ziekenhuis zal gaan bouwen of zo, maar om inderdaad de bevolking van Bergen op Zoom in al zijn geledingen - hij denkt aan sport, aan onderwijs en zo - in contact te brengen met^ dergelijke geledingen in een ontwikkelings-gemeente. Een soort jumelage dus op grote afstand, \7aardoor men toch op een levendiger manier contact krijgt met het leven in een dergelijk ontwikkelingsland en met de problematiek daarin. Wanneer men dan gaat zoeken naar een steunpunt in de stad om zoiets te kunnen orga niseren, en dan juist tegemoetkomend aan hetgeen de heer de Laet zei - iets van de bezwaren die de heer de Laet in het eerste deel van zijn betoog had heeft spreker zelf ook wel eens gehad, n.l. dat die Derde Wereldwinkel zoals die nu werkt misscnien. iets te zeer op een bepaald deel van ontwikkelingsactiviteiten is gericht leolt bij het college de gedachte om, als dit plan eens wat verder is uitgewerkt, eens met de wereldwinkel te gaan praten, of zij als net ware, ook met hun winkel, het steunpunt in deze stad zouden kunnen zijn om een dergelijke ontwikkelings-jumelage te schragen. In het licht van dat perspectief zou het college toch wel graag zien, dat deze we reldwinkel zoals die op het ogenblik reilt en zeilt, nu gecontinueerd zou kunnen worden en dat daar nu geen punt achter wordt gezet. De heer DE LAET zegt, dat daar inderdaad misschien over te praten valt, maar hij moet dan toch zeggen dat de argumentatie die de wereldwinkel voor deze subsidie naar vo ren heeft gebracht, puur, althans voornamelijk gericht was op het geven van voorlich ting op scholen. Daarvan heeft zijn fractie dan gezegd, dat hiervoor andere bronnen aangeboord zouden kunnen worden en vandaar dat men tegen dit subsidie was. Als er nu andere gronden zijn, zal deze instelling met een ander subsidieverzoek moeten komen waarin die achtergronden dan duidelijker worden aangegeven. De heer BROOS neemt niet aan dat er een raads-reisje in zal kunnen zitten. Als de voorzitter nu echter de nadruk legt op ontwikkeling vindt spreker dat best, maar hy kan zich herinneren dat het mede-raadslid de heer Nijpels ook eens een dergelyk ver zoek heeft gedaan en dan niet zo zeer voor de ontwikkeling. Spreker vindt wel dat er dan een onderscheid gemaakt gaat worden van: de ene plaats wel en de andere me«. Hij ziet dan niet in, en de voorzitter noemt het dan ontwikkeling, waarover men nar- tuurlijk ook al uren lang kan gaan discussiëren, is de nederlander wel zo gelukkig met de spelregels zoals die hier gelden, of verzoeken uit andere landen dan me even zwaar moeten wegen. Er zou b.v. ook een verzoek uit een Israelitiscne sta.' kunnen komen. De VOORZITTER moet dan toch opmerken, dat er in deze geen sprake van is dat er een verzoek van een Israëlitische stad is verworpen of wat dan ook. Dat niet, meent de heer BROOS', maar waarom wordt dit nu zo ineens concreet cp tafel gelegd en van dat andere heeft men niets gehoord. De VOORZITTER dacht helemaal niets concreets op tafel te hebben gelegd. Dit voorstel is toch wel concreet, dacht de hoer BROOS. Dit voorstel wel, zegt de VOORZITTER, maar hij heeft er een argumentatie bij gegeven, waarom hij het een slecht moment vindt om nu die actie van de wereldwinkel te gaan stoo zetten omdat hij de raad in het vooruitzicht kan stellen, dat het heel wel moge lijk" is, dat, uitvoerende een gedachte die de raad heeft aangedragen, het bestaan van de wereldwinkel de gemeente nog wel eens heel goed te stade zou kunnen komen. Hij moet zeggen dat zij dat zelf nog niet weten, maar omdat dit nu hier ter spr -e komt, wil hij toch wel zeggen, dat dit by 3.& W. op de achtergrond speelt, die ge dachte

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1980 | | pagina 160