7 gemeente goed uitkwam, in een horeca-bestemming is gewijzigd en dan doelt zij met na me op de boerderij van Musters, lat vindt zij ook gewoon wel goed, want dat was voor Bergen op Zoom nodig. Zij vindt dan echter ook, dat men nu niet zo vreselijk piet luttig moet zijn in deze situatie. Zij vindt dat men zich eens heel goed af moet vragen of het inplaats van nee toch geen ja kan worden. De heer BROOS heeft, gezien inderdaad de vorige geschiedenissen met betrekking tot de wijziging van het bestemmingsplan, nu geen i.dee of hij voor of tegen kan zeggen bij dit verzoek van deze mevrouw. Hij is er wel voor om ruimte open te laten om dat eventueel nader te kunnen bekijken. De heer WESTERHOF moet zeggen, dat het bestemmingsplan maar één soort recreatiege bied kent en geen aparte gebieden voor gezonden en voor zieken. Op zich vindt hij dat dan ook een moeilijke zaak om nu te zeggen: omdat er hier invaliden bij te pas komen kan het wel. Er is geen enkele wet die verbiedt om op een terrein wat een maal is aangewezen als recreatiegebied daar van alles mee te doen. Als raad heeft men konsekwent op het standpunt gestaan dat de recreatie afgepaald moest worden. Als nu een uitzondering gemaakt zou worden voor een bepaald doei, moet hij zeggen dat hij vindt dat men nergens meer is. Hij kan dan ook zeggen dat hij, met het grootste deel van zijn fractie, het met het college-voorstel eens is. Bovendien weet hij niet of het nu wel zo zinvol is om invaliden allemaal bij elkaar te zetten. Hij meent dat er veel meer voor te zeggen zou zijn, om op de bestaande campings staanplaatsen voor invaliden in te ruimen. Hy vindt het n.l, niet zo'n geweldig sociaal doel. De heer YAM DER VELDEN kan opmerken, dat zijn fractie zich wel kan verenigen met hst schrijven van B.& W, Toch zou hij er voor willen pleiten dat B.& W. eens zou gaan bekijken op welke wijze voor bepaalde groeperingen voorzieningen getroffen zou den kunnen worden en dan met name, zoals de heer V/esterhof ook al opmerkte - dat zou hot meest ideale zijn - geintegreerd op andere campings. De heer MASTENBROEK dacht, dat de heer V/esterhof de spijker helemaal op zijn kop had geslagen door te zeggen op de eerste plaats, dat er geen bestemmingsplan gemaakt kan worden voor invaliden, voor doofstommen of voor gezonde mensen, maar dat er een bestemmingsplan gemaakt wordt voor campings ja of nee. De raad is een hele tijd geleden heel duidelijk geweest bij het vaststellen van dit bestemmingsplan door te zeggen: we gaan maar tot zé ver en niet verder. Nu weet hij wel dat de raad daarna ook weer bepaalde dingen heeft toegestaan, waar bij hy op dat geval Huijgens doelt, maar hij dacht niet dat dat dan een vrijbrief moest zijn om zo maar door te gaan. Op een gegeven moment is er een bestemmingsplan vast gesteld waarin heel duidelijk een visie naar voren is gekomen van: die druk op de recreatie moet nu afgepaald worden. Hy zou het dan bijzonder onjuist vinden als steeds maar door individuele kleine stukjes daarvan af te halen, van dat hele stand punt eigenlijk nog maar weinig overblijft. Als dat in iedere raadsvergadering gedaan zou worden, zou de recreatie-druk veel groter worden dan dat die er nu op dit mo ment al is en de raad in meerderheid ook wil dat die er is. Hij ondersteunt ook het argument, dat het voor hem nog helemaal niet zo zeker is of de invaliden zelf daar nu zo verschrikkelijk gelukkig mee zullen zijn, om daar allemaal bij elkaar op zo'n camping te staan. Hij kan zich voorstellen dat dat zo is maar hy kan zich ook voorstellen, dat het niet zo is. Mevrouv; Vlug gebruikte het woord pietluttig. B.& V. heeft beslist niet de bedoe ling om met dit voorstel pietluttig te zijn, maar wel om met dit voorstel zo recht vaardig mogelijk te handelen, d.w.z. dat, als de raad een bestemmingsplan vaststelt en zegt: tot hier toe en niet verder, dan niet iedere keer zo maar individueel - hij heeft dat de vorige keer ook al gezegd - iets weggegeven moet gaan worden. Daar komt het dan toch eigenlijk op neer, n.l. dat het ooilege de wijsheid wordt ge geven: pas dat maar een beetje soepel toe. Dat is eigenlijk ook de vorige keer zo naar voren gekomen. Hij dacht dat dat niet moest worden gedaan. Hij meent dat men op dat moment enorm in de problemen zou gaan komen, Hy zou de raad dan ook willen adviseren, om het collegevoorstel over te nemen. Dus ook niet, om een brief te gaan schrijven die nog een beetje hoop geeft. Hij vindt dat nu beter een duidelijke brief geschreven kan worden en niet een waarin aangege ven zou worden dat men eigenlijk de beslissing van G.S. zou willen afwachten.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1980 | | pagina 154