21 Vat denkt verder de wethouder aan de individuele hinderwet-aanvragen, die spreker in de interpellatie heeft aangehaald, te gaan doen. De heer VAN KEMENADE kan zeggen dat de heer Broos gelijk heeft waar deze de VVD citeert. Inderdaad is men van mening, dat de termijn voor een hinderwetvergunning zo kort mogelijk gehouden moet worden. Hij betreurt het, dat zoiets 8 maanden moe- duren. Van de andere kant weet men, o.a. uit de commissie milieuzaken, dat dit op het ogenblik niet anders kan. De wethouder schetste al, dat een groot aantal in stanties met het verlenen van dergelijke vergunningen te maken hebben. Dat is wei jammer, want men zou toch alles in het werk moeten stellen, om het zoveel mogelijk te bekorten. Do wethouder gaf de toestand op in zijn algemeenheid, maar hy zou willen vrage t.a.v. deze interpellatie, of er inzake dit bedrijf indicaties waren, dat dit echt zo lang zou gaan duren. De heer GORKI3SEN heeft in de krant gelezen, dat Bergen op Zoom in milieuzaken ook wel eens hulp verleent aan andere gemeenten. Hy vraagt zich dan af of dat van gro te omvang is want dan zou de onderbezetting van de dienst nóg meer in net nadeel van Bergen op Zoom zelf gaan werken. Een 2e vraag is hoe de behandeling van deze aanvragen eigenlyk plaats vindt. Gaat dat op taken of gaat dat op urgentie. He zou misschien mogelijk zijn om deze man te helpen door zijn aanvraag wat naar voren te schuiven en zo aan zijn noodkreet tegemoet te komen. De heer VAN DER STOEL hoorde een vraag van de heer Broos, of deze man wel op de hoogte was van het feit dat hij nu oen beroep kan doen op het provinciaal bes,uur. Ondanks het feit dat vaak wordt gezegd, dat iedere burger wordt geacht de wet te kennen, staat natuurlijk de aanvrager de mogelykheid open om m deze advies te vra gen en deze zou dat ook bij de dienst kunnen doen. Als hij daar komt zou hy kunnen vragen: ik moet nu al zo lang wachten en wat kan ik daar aan doen. De heer BROOS meent dat de wethouder daar natuurlijk volkomen gelijk ^n hooxt, maar ieder"kent de doorsnee burger wel, dat die niet alle diensten af gaat lopen. Men moet ook weten, dat het zelfs vaak heel moeilijk is voor een erkend raadslid om zoiets te doen. De VOORZITTER wil even vragen of er dan soms ook niet-erkende raadsleden zijn. De heer VAN DER STOEL veronderstelt dat de heer Broos misschien aan een schaduw- fractie denkt in deze. Hy heeft gezegd, dat, als de betreffende persoon zich tot de dienst wendt waar hij in eerste instantie mee te maken heeft, n.l. de miliv - dienst en zegt: luister nu eens; ik moet zó lang wachten en wat kan ik daai nu aa doen?, hy echt wel het antwoord zal krijgen: mijnheer, als het zó dringend is meldt U zich dan maar bij de provincie. Hij heeft in eerste termijn proberen uit te leggen dat er in de meeste gevalt geen sprake is van vertraging voor het bedryf zelfwel het feit dat nijdannoh geen vergunning heeft, maar niet in het feit wat zo iemand met zyn bedryf to doen. Dat is bij de gemeente dan wel bekend en meestal kan zo iemand dan al wel aan de Deneer Broos vroeg hem tenslotte, wat sproker nu van plan was met dit bedrijf te Als"hij daarnet dan heeft geprobeerd uit te leggen, welke urgentie aan elke aanvra ge georobeerd wordt te verbinden, dat het dan in dit geval zal gaan om een aanvra ge die niet direct urgent is. De heer Broos zou dat dan misschien nog wat nader kunnen toelichten omdat deze dit bedrijf schijnt te kennen. Spreker denkt niet en meent dat het ook onjuist zou zijn,door het feil dat nu over dit feit een interpellatie is gehouden, nu te gaan zeggen: we gaan deze zaak nu maar vanuit het midden van de stapel bovenop leggen. Dat zou niet helemaal eer lijk zijn ten opzichte van al die anderen. Er wordt geprobeerd de lyst op volgorde af te werken en dat zal ook in dit geval zo gebeuren. Men moet spreker daarby dan niet vragen of die mijnheer nummer 100 is of nummer 52 want dat weet hy ook Ookde heer van Kemenade vroeg, of er hier nu redenen aanwezig zijn om het zo lang te laten duren. Hij heeft geprobeerd te schetsen, dat er met urgenuies wor ge- werkt en in deL is dan, fis men hem goed beluisterd heeft, geen sprake van een

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1980 | | pagina 126