20
Bij de laatste algemene beschouwingen heeft spreker daar een lijstje aan toegevoegd
met de situatie van toen. Toen hij 3 dagen wethouder was heeft hij de dienst ge
vraagd de situatie in de milieu—organisatie—nota te inventariseren en een lijstje
te geven van de toenmalige stand van zaken. Dat lijstje is gemaakt per I september
1979. in zijn antwoord op de algemene beschouwingen heeft hij dat toen verwerkt
en de raad zodoende een inzicht gegeven van de toestand op dat moment.
Als de heer Broos dus de jaarverslagen leest, zal hij de gegevens die hij nu vraagt
daarin zonder meer terug kunnen vinden.
Als hij op vraag 6 antwoord geeft, houdt dat in dat per 1 maart 1980 116 hinderwet-
aanvragen in behandeling waren waarvan, indien gewenst, nog wel een onderverdeling
gemaakt zou kunnen worden wat betreft het tijdstip waarop die werden aangevraagd.
Bij vraag 7 is het antwoord, dat de onderbezetting by de Milieudienst bij het colle
ge voldoende bekend is en dat men al enige tijd aan het proberen is om daarin te
voorzien en in hoeverre tegemoet kan worden gekomen aan de eis, om hinderwetver
gunningen op tijd te verlenen. Op zich is het college daar dus druk mee oezig.
Dat moet echter bekeken worden in het kader van de begroting I98O en in hoeverre
dan mogelijkheden voor aanwezig zijn. Men weet dat de raad het besluit heeft
genomen om de post personeelsvoorzieningen pro memorie te ramen en dat verder be
slist zal worden naar gelang de prioriteiten, bij welke diensten een of meer ambte
naren in dienst kunnen worden genomen» Die kwestie komt in de raad nog uitvoerig
aan de orde, hoe dat opgelost zal moeten worden. De afdeling personeelszaken heeft
in deze adviezen uitgebracht. Het wachten is nu op het advies van de Dienst gemeen
bewerken. Het voornemen van het college zal daarna bij de raad t°rochckomen.
Hij wil er verder op wijzen dat de raad intussen uitvoerig op de hoogte kan zijn van
de situatie zoals die nu is»
Wat vraag 8 betreft, het antwoord daarop ligt in wezen in dat op vraag 7 opgeslo
ten,
Het antwoord op vraag 9 moet luiden, dat spreker by de beantwoording van de voor
gaande vragen meent al duidelijk te hebben gemaakt, dat van een dergelyke situatie
weinig of in het geheel geen sprake is. Hij wil daar wel nadrukkelijk bijzeggen, dat
het natuurlijk nooit prettig is als men achter ligt met zijn werk maar van stagne
ring is, wat het college betreft, niets bekend.
Bij het antwoord op vraag 10 wil hij vermelden, dat bekend zal zijn, dat wat net
milieu betreft, er enkele nieuwe wetten op stapel staan, o.a. de wet op de geluids
hinder, wat ook weer de nodige werkzaamheden met zich mee zal brengen. De minister
heeft daarvoor ook een bedrag ter beschikking gesteld. Vorig jaar heeft de gemeen
te het bedrag wat men daar denkt voor nodig te hebben aan de minister gemeld.
Daarvoor is toen een vergoeding ontvangen, maar die wordt nu eigenlijk al benut om
de bestaande problemen het hoofd te bieaen. Wat dat betreft is het dus geen extra-
tje waardoor een nieuwe ambtenaar aangesteld zou kunnen worden. Die hoop lean men
dus laten varen, omdat men zover nog niet is. liet zal dan verder duidelijk zyn, dao
als men wel tegemoet wil komen aan die termijn, dat de gemeente geld zal gaan kos
ten en in hoeverre het gewest daar verband mee houdt moet hij zeggen, dat da» eigen
lijk erg weinig is omdat dat niets oplost, in zoverre dat daar dan ook weer ge a
voor zou moeten worden uitgetrokken en daar is men nog niet aan toe.
Uit het antwoord wat hij heeft gegeven tijdens de algemene beschouwingen heeft ue
raad wel begrepen, dat het voor hem een politieke prioriteit is dn van het c°J-2:eSe
by hem heeft dit echter ook nog een politieke achtergrond, omdat hy vjndt dat/, als
men vindt d?t men vergunningen moet eisen, de termijn voor afgifte ook zo kor
mogelijk dient te houden, want daar hebben de burgers recht op. /men
Hij dacht hiermede een overzicht te hebben gegeven van de stand van zaken.
De heer BROOS wil beginnen met de wethouder te danken voor de inlichtingen die de
ze hem heeft gegeven inzake de plaatsen waar hij e.e.a. kon terugvinden. Dat heelt
hij dan ook prompt gedaan. Hem is dan opgevallen de laatste zin van het antwoord
van de wethouder op de algemene beschouwingen, waarin hij schrijft; De wens van de
WD, dat procedures bij vergunningafgifte zo kort mogelijk dienen te zyn, wordt on
derschreven. Dan vindt spreker een termijn van 8 maanden voor een dergelyke vergun
ning toch wel erg lang. Hij heeft net van de wethouder gehoord dat het eigenly
binnen maanden moet gebeuren. Deze aanvraag is nu al meer dan 6 maanden in.be
handeling. Hij neemt aan, dat betrokkene dan niet weet, dat hij nu een beroep op
provinciaal bestuur kan doen.