36 Aan het begin van de avond hoorde hij van de heer van der Stoel een erg gelukkige uit spraak n.l.: waarom zeggen we nee als het ja kan zijn. Hij dacht toen hij zichzelf: daar moet ik hem straks toch nog eens aan herinneren. De heer Sittrop zei hij het onderwerp peuterspeelzalenjhier is sprake van belangrijk pedagogisch werk. Hij vindt dat in deze ook sprake is van hijzonder belangrijk pedagogisch werk. De heer TAM DER VSLDESN meent dat het de heer van Heyst zou sieren als hij beter geluis terd had naar zijn fractiegenoot— ethouder, de heer Dekkers en naar de woorden van de voorzitter. Hy dacht dat vanavond heel duidelijk uit de discussie naar voren was geko men dat men zich intensief met dit probleem bezig houdt, dat ieder mens vanuit zijn opvatting deze zaak heeft benaderd. Hij heeft dan het idee, dat de heer van Heijst niet zakelijk bezig is maar zuiver vanuit emotionele motieven. Dat houdt de heer VAN HEIJST dan ook geheel voor rekening van de heer van der Velden. V/at hem betreft noemt hy hetzoals de heer Sittrop zeihet indianenverhaal van de heer Arnoys, ook een indianenverhaal. Hij heeft echter wel wat weinig pluimen en het komt dan wel verkeerd terecht. Hy wil nogmaals zeggen, geen echte, werkelijke argumenten beluisterd te hebben. Vaak wordt op rijkstaken vooruitgelopen. Hy meent te hebben kunnen aantonen dat net basis—onderwijs in een slechtere positie zit als alle andere vormentvan onderwijs n& het basis-onderwijs wat betreft het godsdienstonderwijs. Daar heeft de voorzitter dan wel een heel verhaal omheen geweven, maar dat neemt toch deze constatering niet weg. Hy heeft begrepen, dat in deze raad, als men voor een principe opkomt, er enkele men sen het byzonder warm beginnen te krijgen. Het verbaast hem toch - en aan het slot van dit betoog wil hij dat wel even kwijt - dat die reacties hem persoonlijk verschrikke lijk verontrusten. Hy denkt ook dat er zo meerderen zullen zijn in Bergen op Zoom. De VOORZITTER dacht dat hiermede de meeste reacties op hetgeen hy namens de 3 leden van het college heeft gesteld, wel bekend waren. Hij wil nog wel even ingaan op het betoog van de heer van Heijst. Dit was het eerste betoog van enige lengte van de heer van Heijst vanuit de banken sedert diens "wethoudersperiode. Het was niet verrassend door duidelykheid van- argu- menteringjomdat hy voortdurend 2 zaken door elkaar blijft halen. N.l. de positie van het godsdienstonderwijs waar het hier over gaat, de begeleiding vanuit de kerk daarvan, waar het het college helemaal niet over gaat. De laatste opmerking van de heer van Heijst was dan precies wat het college had willen vermyaen, n.l. het aanduiden als het ware van een stemming over principes, waar men dan op voorhand verwacht wordt tegen te zijn. Het is hem van verschillende mensen uit de raad bekend, dat zij persoonlijk daar heel anders tegenover staan wat betreft de konsekwenties van hun levensbeschouwingen, en toch menen, in deze zaak principieel afwijzend te moeten zijn. Dat deze mensen op een of andere manier dan in diskrediet worden gebracht dacht hy niet te kunnen aanvaarden. Als de heer van Heijst zei dat het eerst niet principieel werd gespeeld en nu ineens wel tart hy spreker wel om even uit te leggen hoe het dan indertyd gegaan is. Als hy het zich goed herinnert is er in het college toen 2 maal over gesproken. De stemming in het college was toen zo: nu ja; vooruit dan maar; als er maar geen principieel debat over komt. Niemand was er nu zo direct zo geweldig enthousiast over, dat dit van de gemeente uit betaald'moest worden. Niemand. Op een gegeven moment is het echter toch maar doorgegaan en \werd er gezegd: als het nu niet al te principieel hoeft te worden zullen wij verder ook maar geen moeilykheden maken. Dat was ntl eigenlijk ook de stemming in het college. In het college is wel degelijk gezegd dat, als het niet al te principieel hoeft te gaan dien dan maar een voorstel in en darjzullen we er verder maar geer^jonje over maken. We zijn er echter principiëel eigenlijk wel tegen. Het college, de 3 leden daarvan dan, heeft men eigenlijk wel tot een principiële stel- lingname geprest.. Op zich vindt hy dat niet erg, maar het was natuurlijk zo, in deze vorm, niet nodig geweest. Dit wat de algemene gang van zaken betreft. Nu wat detail—opmerkingen. De deskundige begeleiding moet van de kerk komen en voort durend dan weer die vergelijking met het middelbaar onder.wijs. - Bij het middelbaar onderwijs heeft men vak-leerkrachten en die worden beoordeeld op eisen van deskundigheid, "waarbij men aansluit in het godsdienstonder ijs by kerkelyke

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1979 | | pagina 60