54 gesteld. Hy verhaast er zich over dat er thans een zeer duidelijke principiële stelling^- name is gegroeid bij enige college—leden, die ook in het toenmalig college zitting had— den. Hij had willen vragen waarom dit subsidie nu zo plotseling wordt afgebroken, naar de voorzitter sprak al over een afbouw—regeling. Daarvan ligt in het stuk eigenlijk geen enkele suggestie aan te treffen. Ook in de commissie was daarover geen enkele wetenschap bekend. Hij dacht toch te moeten constateren, dat er toch een zekere morele verplichting gevoeld wordt, althans bij een deel van het college, dat als het niet door zou gaan - hij hoopt- nog steeds dat het ondanks alles toch nog door kan gaan - men toen tot een afbouw regeling zal komen. De voorzitter heeft duidelijk gesteld, dat kerkelijke begeleiding van de leerkrachten niet direct een taak is voor de gemeentelijke overheid. Hij stelt daartegenover, dat in het onderwijs op het ogenblik vele vormen van begeleiding noodzakelijk zijn. Dat speelt niet alleen in de schoolbegeleidingsdienst maar soms in de zuivere tecnnisc.ae vakken want ook daar - in de techniek van een vak - moet soms begeleid worden. De VOORZITTER dacht dat juist aangehaald te hebben. De heer VAN HEEJST val daarbij zeggen, dat die begeleiding door deskundigen plaats moet hebben.'Als dan dat godsdienstonderwijs ook begeleid moet worden, moet dat ook door een deskundige gebeuren. Die zijn er dan juist in de kerkelijke tak. Daar zitten die deskundigen. Dat vil hij nu juist beweren, dat, als dit godsdienstonderwijs begeleid moet v/orden, dat dan door deskundigen gedaan moet worden en die vindt men juist bij de körk Daar mag dan iedereen van zeggen wat hij wil, maar hy dacht toch ook wel zijn mening te mogen zeggen. Hy dacht toch niet dat dat onbenoorlyk was of zo. Hy is het oneens b.v. met wat mevrouw Vlug daarstraks zei dat als er een raadsbesluit genomen is waar toevallig de WD het niet mee eens is dan het woord schandelijk over de tafel gegooid moet worden. Zo is hy dan niet maar hij zegt wel zijn eigen mening. De Voorzitter heeft ook het argument geuit, dat er eigenlijk van rijkswege een regeling voor zou moeten zijn. Typisch zei de voorzitter daarbij ook dat er zo'n regeling is bij het voortgezet onderwijs. Daar kan men de taken en de uren vinden om het godsdienst onderwijs betaald te krijgen. Bij dit soort onderwijs kan dat niet maar het is een Histo risch gegroeide zaak. Dat valt de VOORZITTER toch van de heer van Heijst wel een beet je tegen, ant zo is net niet. Eet is n.l. zo, dat er bij het hoger onderwijs een verschil is tussen de minumumr- tabel en de maximum-tabel, een marge dus. In die marge kunnen dan vakken naar keuze van het schoolbestuur gegeven worden; wat voor vakken dat zijn - die zyn ergens aange geven - dat kan godsdienstonderwijs zijn, dat kan b.v. op een israelitiscne school hebreeuws zijn, dat kan eigenlijk van alles zijn. Dat kan ook cultuurgeschiedenis van het christendom zijn. Dan wordt daar gewoon een leraar voor aangesteld die ook als le raar gehonoreerd wordt.Aan zo'n leraar worden wel bevoegds-eisen gesteld die dan ge lijk liggen met de bevoegdheden die voor andere vakken worden gesteld. Dat is dus by het voortgezet onderwijs zo. Bij het lager onder- ijs ligt het anders, n.l. daar mag binnen schooltijd de onderwijzer een deel van de tijd besteden aan godsdienstonderwijs. Daar wordt ook met- een sooru tabel gewerkt van: zoveel uren moet er worden gerekend, zoveel uren moet er aan taal worden gedaan enzovoorts, en in het kader van de sc.iool mogen zij ook zoveel uren besteden aan godsdienstonderwijs. In zijn kinderjaren was dat nog niet en vandaar had men toen ..die z.g. lering. Dan moest men een maal per week des morgens om 8 uur op school komen inplaats van om 9 uur want dan kwam de kapelaan, wel in het verplicnt ter beschikking gestelde lokaal met ver arming en verlichting enzovoorts, apart gods dienstonderwijs geven. Toen zat het er dus nog niet in. Naderhand, is het godsdienst onderwijs in de lagere scholen ge-incorpereerd middels de onderwijzer met eventueel ae kapelaan die in schooltijd kwam, en die werden ook binnen het kader van het onderwys gehonoreerd. v In deze nu wordt over de begeleiding gepraat, over extras-begeleiding van de leerkrac-i ten, en daarvan heeft hy gezegd: als dat nodig is hoort dat in de randaiensten van het onderwys thuis. Men moet die dingen niet allemaal door elkaar gaan halen want dan kan men aan praten blijven.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1979 | | pagina 58