.32 Op alle scholen dus. Hier gaat het echter over een hele andere 2aak en wel, dat vanuit 'de kerk wordt ge ineend, dat de onderwijzers dat niet genoeg kunnen; dat zij daarvoor nog voortdurende begeleiding nodig hebben; dat zij, gevormd op een accademie waar zij dit zo moesten leren, daar toch naderhand nadere begeleiding bij nodig hebben. Dan komt men in een hele andere sfeer terecht. Hier komt men dan tot een kerkelijke begeleiding van leerkrachten bij het onderwijs. Het wordt dan een principiële vraag, of een dergelijke begeleiding nu ook nog moet val len onder de overheidszorg, of dat dat nu specifiek een kerkelijke activiteit is. 3 mensen in het college menen nu, dat die extra begeleiding van het godsdienstonderwijs op school, wat dan gesubsidieerd wordt-door de overheid of anderszins mogelijk wordt gemaakt, vanuit de kerk geen overheidstaak is, in deze geen taak van de gemeentelijke overheid. Dat is dus een principiële stellingname in deze van deze 3 collegeleden. Hij vindt dat ook de discussie van vanavond bij dit zakelijk meningsverschil moet blijven-. Het is geen zaak van voor of tegen godsdienstonderwijs. Geen zaak van of de districts catecheet nuttig werk doet of niet. Daar ligt het probleem niet. De 3 van het college wijzen absoluut af ieder verwijt in .die richting. Dat is naar zijn mening volkomen onverdiend. Het is gewoon een dui del ijle e scheiding van taleen. Nu kan men anderszins gaan stellen, en hy meent dat de wethouder dat in de commissie heeft gedaan, dat, warneer het al subsidiabel zou zijn, het in een groter geheel subsi diabel zou zijn van randdiensten bij het onderwijs, zoals er b.v. ook vakbegeleiding is bij phdere vakken. Dan komt men inderdaad in het kader van een schoolbegeleidingsdienst terecht. Dat is dan..wel een geheel ander kader als waar men nu in zit. Dan zou dat andere kader bekeken moeten worden met de aantekening: natuurlijk betaalt de gemeente het dan ook, maar eveneens, dat eigenlijk voortdurend wordtlgezegd: rand diensten van het lager onderwijs, en daar horen peuterspeelzalen als een voorbereidend stadium op de kleuterschool, wat door de maatschappelijke ontwikkeling nodig is gewor den, ook bij - zijn naar de mening van het college rijks-taken. De gemeente zal in deze hoogstens kunnen zeggen: zolang het rijk het niet doet - in deze is hy het wel eens met de heer Arnoys - moet de gemeente het dan maar doen. Gezegd kan dan worden: het is geen gemeentelijke taak; het rijk doet het niet; het is toch v/el nodig; absoluut nodig; dat moet er dan ook bijkomen; nu, laten vrij het dan -als gemeente voorlopig maar doen. Over dat nódig of niet nodig is, wordt dat een heel ander soort discussie, een heel moeilijke discussie overigens. Dan komt men tot zaken die in deze raadzaal nauwelijks be spreekbaar zijn, n.l. aan persoonlijke meningen van wat een kerkgenootschap, welk dan ook, of een levensbeschouwelijke richting die in de v/et met kerken gelijk is gesteld b.v. voor het onderwijs op scholen, uit eigen middelen sou dienen te doen om zich als gemeenschap waar te naken of niet. Dat vindt hy een uiterst moeilijke discussie. Namens zichzelf wil hy wel verklaren, dat men nu niet zonder meer kan zeggen: van'nu af aan ineens niets meer. Als men principiëel tegen verlenging is zal men toch een afbouwregeling of -iets dergelijks moeten treffen. Dat is dus zijn persoonlijk standpunt. Als men 100% vraagt, minstens op 75% rekent kan men als overheid nu ineens niet zeg*- gen: je krijgt helemaal niets meer. Als de raad principieel tegen zou zijn vindt hij ook dat de raad het college moet vragen in de volgende vergadering met een afbouwregeling te komen. Iets anders is dat de raad het college ook kan opdragen om de inbouw in de schoolbegeleidingsdienst te bekijken, maar wel onder het protest, dat de schoolbege leidingsdienst in principe als randdienst van het onderwijs, dat geheel door het rijk geregeld wordt, toch eigenlijk ook bij het rijk thuis hoort. Dat er dan dus alleen maar dingen worden gedaan die eigenlijk niet bij de gemeente thuis horen maar bij de zorg rondom het onderwijs waar het rijk eigenlijk alle bevoegdheden aan zich getrokken heeft. Hy zou graag zien dat de discussie: zich hiertoe zou beperken. De heer DHKKEP-S kan na het uitvoerig ingaan van de voorzitter op de v/oorden van de heer Gorrissen opmerken dat al een heleboel zaken aan de orde zijn gesteld. Hij hecht er aan om te zeggen dat hy, en naar hy meent ook wel niemand.in de raad, de bedoeling heeft gehad - dit was een uitdrukkelijke vraag van de PvdA daarstraks - oin hier een gods dienstdebat van te gaan maken. Dat is beslist niet de bedoeling. Hy meent dat zakelijk ook gepraat kan worden over al of niet voortzetting van deze sub sidiëring. Dat is in eerste instantie ook door alle sprekers zo gedaan, al kan hy zich voorstellen dat, wanneer van de zijde van de CDA-fractie zorg en verbazing wordt uitge-

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1979 | | pagina 56