22
gemalckelijk uitgesproken, maar terwijl men "bezig is kan men de zaak vaak slecht overzien
en dan lijkt liet hem onverstandig om dat slechts periodiek kenbaar te maken.
De heer AHNOYS is weer niet tevreden met het antwoord.
De wethouder zei terecht dat het van juli tot september 4 maanden is. Hij zou daar by
kunnen zeggen: een lantarenpaal is ook van ijzer. Dat heeft er n.l. ook totaal niets
mee te maken. De wethouder kan ook veten dat die kleine onvolkomenheden in juli reeds
waren gewijzigd en de nota eventueel in augustus al aan de raad aangeboden had kunnen
worden. Hijzelf was toen met vakantie en kon er dus niet aan werken, maar in september
v/as dat ook mogelijk geweest voor de nieuwe wethouder en hij is dus nog steeds niet be
vredigd over het antwoord. Hij lean niet begrijpen dat een nota die een half jaar kant
en klaar is niet eerder aan de raad is aangeboden.
De heer MASTENBROEK wil hierop antwoorden dat,wanneer de nota in augustus klaar had
kunnen zijn, hij het betreurt dat die met in de augustusvergadering aan de raad is aange
boden.
ïlij zou tot de heer Nuijtemans nog willen zeggen dat in de commissie algemene en juri
dische zaken afgesproken is, dat een aantal malen per jaar in die commissie over het
milieubeleid gesproken gaat worden. Beter gezegd: dat is in de commissie economische
zaken zo afgesproken. Hij vergiste zich even.
Als die' commissie dan aanleiding vindt om er in de raad op terug te komen, zal dat
zeker ook wel gebeuren, dacht hij.
Daar heeft hij geen enkel bezwaar tegen.
De heer Nuijtemgns kan dan zien, dat dit wethouder Dekkers dan gelijk in deze zaak be
trekt.
De heer DEKKERS meent, dat dit inderdaad zo is afgesproken dus ook voor hem zijn er
wat dit betreft geen problemen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen.
22, Nota over de mogel ijlt inden tot oplossing van het zalenvra,agstuk In Bergen op Zoom,
De heer STUART kan zeggen, dat deze nota mogelijk een oplossing kan gaan bieden voor
een al jarenlang slepende kwestie. Na lezing van stukken, zoals b.v. de cultuurnota,
do besluitvorming m.b.t, de bouw van de evenementenzaal De Stoelemat én de nota
culturele zalenaccommodaties uit 1977 leert men, dat bij elk van die gelegen"".eden de
v/el zeer hardnekkige en bestendige problema/fciek aan de orde was, die slechts op zeer
kleine onderdelen wijzigingen bleek te ondergaan. Tegelijkertijd valt uit die stukken
op te maken, dat do gemeenteraad terzake v/el degelijk verant oordelijkheid had geaccep
teerd. Tijdens de voorbije 2 laatste jaren is de problematiek v/el bijzonder sterk in be
weging gekomen, mede onder invloed van in kringen van gebiuikers van culturele accom
modaties ontwikkelde initiatieven, die dan op een hoorzitting in april 1977 bekend
werden gemaakt. Daarbij was het vooral begonnen om de realisatie van zowel voor be
spelers als toeschouwers behoorlijke toneelruimte. Een in april 1978 gepresenteerd,
schetsplan toonde aan dat bij genoemde initiatiefnemers en de eigenaresse van het
Luxor-complex de overtuiging bestond, dat de wens om tot realisatie van een behoor
lijke toneelzaal te komen ruimtelijk gezien gehonoreerd zou kunnen worden binnen dat
Luxor-complex. Da nu gepresenteerde nota toont duidelijk aan dat sinas do presentatie
van het schetsplan in 1978 de situatie wel zeer snel en grondig gewijzigd is.
Mede onder de invloed van de dreigende sluiting van Korenbeurs en Hollandsch'e Tuyn.
Deze nota, vaar zijn fractie veel waardering voor op kan brengen en waarvan de teneur
onderschreven kan worden, laat naar zijn mening ruimte voor de volgende conste.teringen
en opmerkingen:
1. er is thans niet alleen sprake van een behoefte aan een behoorlijke toneelzaal, maai
ook van een accute zalennood door de dreigende sluiting van beide voormelde zalen.
Dat mede daardoor de roep om een culturele zaalaccommodatie hoorbaar is geworden, mee
dus dan een toneelzaal,mag een gelukkige omstandigheid worden genoemd, gezien de on
langs duidelijk geworden negatieve ervaringen met de loutere toneelzalen als in Breda
en Vlissingen.
2. Als inderdaad de lokatie Luxor ruimtelijk gezien een oplossing van het probleem
mogelijk zou maken, tot onderzoek waarvan overigens de nota zich uitspreekt, dan is het
zalenvraagstuk niet slechts een probleem meer t.a.v. de culturele zalenaccommodaties
maar ook en vooral een zaak van ruimtelijke ordening.