4 geen of zeer onvoldoende aandacht is besteed aan de factor werkgelegenheid, nu en in de toekomst; de reactie van het college van B.& V. dd. 19 juli 1979 volledig wordt onderschre ven; het noodzakelijk wordt geacht dat alsnog contact wordt opgenomen met het gemeente bestuur van Bergen op Zoom, om alle facetten te bespreken; verzoekt het college van B.& W., gezien het belang voor Bergen op Zoom, deze mo tie ter kennis te brengen van: Zijne Excellentie de Minister-President; de Ministers van Verkeer en Waterstaat, Economische Zaken en Sociale Zaken; de vaste commissies van de beide Kamers der Staten—Generaal van Verkeer en Water staat, Economische Zaken en Sociale Zaken; Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten van Noord-Brabant; de Kamer van Koophandel te Breda; en gaat over tot de orde van de dag." De VOORZITTER neemt dan aan, dat, waar deze motie ondertekend is door alle aanwezi ge fractievoorzitters, deze met algemene stemmen als aangenomen kan worden be schouwd. De heer VAN DER VELDEN wil nog graag een opmerking maken bij punt n. Zijn fractie blijft het toch wel betreuren, dat het college toendertijd een brief neeft verzonden van een dergelijke strekking. Naar de mening van zijn fractie was de enquête van de Peperbus zeker zeer zinvol te noemen en zeker ook bruikbaar geweest. In het stadium waarin men nu is komen te verkeren dacht hij niet dat het zinvol was om daar nu nog uitgebreid op terug te komen mede omdat daarover een paar raadsvergaderingen geleden al gesproken is. De heer MASTENBROEK hoorde van de heer van der Velden dat het niet zinvol zou zijn om op deze zaak nu nog terug te komen en du3 behoeft hij naar zijn mening daar ook verder niets over te zeggen. De heer BROOS dacht dat dat nu het verschil is tussen oppositie voeren en besturen. Nu moet men elkaar zien te vinden. De heer VAN DER VELDEN vindt het meer een kwestie van gewoon nuchter bekyken. Nu is er n.l. toch niets meer aan te veranderen. Dat vindt de heer BROOS erg reöel. 3, Beroepschriften van A.C.J.Elst en W.C.van der Weegen, beiden te Berger, op Zoom,. dd. 11 mei 1979 tegen het besluit van burgemeester en wethouders van Bergen op. ZoonTdd. 4 april 1979 tot het niet verlenen van een vergunning ten behoeve_van het bouwen van een pony-stal op een perceel, gelegen aan de Delweg alhier.. De VOORZITTER zegt dat wordt voorgesteld de termijn van drie maanden als bedoeld in artikel 590 van de Bouwverordening, te verlengen met ten hoogste twee maanden. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. 4. Voorgesteld wordt te berichten conform concept-brief aan/op: a. Raad van State, Afdeling Rechtspraak, te s-Gravenhagehoudende een verweer schrift tegen een ingesteld beroep tegen het besluit van 27 oktober 197 (lokatie tweede woonwagencentrum) van de gemeenteraad van Bergen op Zoom. b. Het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant te s-Hertogenbosch inzake de bij dit college ingediende bezwaren tegen het voornemen tot het verlenen van bouwvergunning ten behoeve van het woonwagen-sub-centrum aan de Steenovenweg. c. Schrijven van mevrouw L.J.Driessens te Bergen op Zoom dd. 10 april 1919 inzake het paxkeren in de P.C.IIooft3traat. d. Schrijven van de Stichting Vrije Recreatie te Meerkerk, ingekomen 22 mei 1979, inzake het kamperen bij de boer. e. Schrijven van de Nederlandse Vereniging Bescherming Voetgangers te 's-Graven hage dd. mei 1979, houdende een subsidie-aanvrage voor het jaar 1980.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1979 | | pagina 255