3 antwoorden die de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Buitenlandse Za ken hebben gegeven op vragen over de grote brand op de "Calmhoutse Heide" in 1976. z. Rekening en verantwoording over 1978 van de Stichting "Werkplaats voor vrije kunstbeoefening" aa. Jaarverslag 1978 van de Stichting ,rVakantiespel". bb. Diverse processen-verbaal van kasopnamen in het 4e kwartaal 1978 en het 1e en 2e kwartaal 1979» Bij punt j. wil de heer BROOS vragen of er een mogelijkheid bestaat voor de betrokke ne om in beroep te gaan tegen deze afwijzing. Over het algemeen wordt vastgehouden aan het advies van de gemeentearts, wat dan positief of negatief kan zijn. Als het negatief uitvalt is het eigenlijk voor betrokkene afgedaan. Misschien zou een derde ingeschakeld kunnen worden die tot een afwijkende mening kan komen dan die van de gemeentearts. De heer DEKKERS dacht dat betrokkene, wanneer deze zou komen met een medische ver klaring van een andere arts die aan zou tonen dat hij wél recht zou kunnen hebben op een dergelijke kaart, en zijn verzoek dan zou herhalen, dan eventueel wél voor zo'n kaart in aanmerking zou kunnen komen. Verder meent hij d-+, eer beroep bij de BÏ'pun^o^wli1^ eigenlijk alleen maar opmerken, het een treurig standpunt van de Staatssecretaris van Economische Zaken te vinden. Dit dan volgens de woorden van de heer BROOS. Voorts wil hij bij punt q opmerken, even dat verslag gelezen te hebben en hij vraagt zich dan af waarom deskundigen daarbij zijn ingeschakeld als zij dan aan het eind van dat verslag opmerken, dat het niet mogelijk was om op vak-technische gronden een beloofde goedkeuring af te geven. Als dat dan niet kan op technische gronden vraagt hij zich af waarom dan die dure mensen ingeschakeld moesten worden. De VOORZITTER moet opmerken, dat in de commissie Welzijnszaken dit niet aan de orde is geweest. Hij kan er dus geen antwoord op geven. De heer VAN HEIJST wil daaraan toevoegen, dat de heer Broos nu eenmaal niet in die commissie zit. Inderdaad, zegt de heer BROOS. Hij vond het ondanks dat toch wel een eerlijk ant woord van de voorzitter en hy zal er te gelegener tijd graag toch wel iets meer over willen horen. De VOORZITTER wil beloven het eens na te zullen vragen. Wat punt r. betreft, de bewuste schutsluis, dacht de heer BROOS dat daar vanavond iets anders over aan de orde zou komen en hy wil zich dan ook maar beperken om hier voorlopig niet dieper op in te gaan. De heer GORRISSEN zegt dat over deze zaak op de tafel van het college een motie is gedeponeerd, ingediend door alle fracties, althans alle aanwezige fracties. Het is daarvan de bedoeling dat deze dient ter ondersteuning van het schrijven van het college. Hij wil de motie graag nog even voorlezen, ook ten behoeve van het aanwezige pu bliek. De motie luidt: "De gemeenteraad van Bergen op Zoom, in vergadering bijeen op 27 juli 1979» kennis genomen hebbende van het schrijven van de Minister van Verkeer en Waterstaat dd. 5 juli 1979 inzake de schutsluis in de Oesterdam, en de reactie daarop dd. 19 juli 1979 van college van B.& W. van Bergen op Zoom, spreekt als zijn mening uit: dat het door de Minister genomen besluit onbegrijpelijk, onredelijk en daarom onaan vaardbaar is omdat het genomen besluit voorbijgaat aan alle eerder gedane toezeg gingen c.q. suggesties waarmee de verschillende gevestigde bedrijven rekening heb ben gehouden bij hun beslissing voor vestiging in Bergen op Zoom; geen of zeer onvoldoende rekening is gehouden met de ontwikkeling in de scheep vaart, zowel economisch als technisch;

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1979 | | pagina 254