21
De heer SITTROP vond het van de wethouder een uitvoerig antwoord. Hy wil nog een
paar puntjes aanhalen. De wethouder zei dat hij nota had genomen van de opmerking
van spreker over die brief van de federatie wat dan zou betekenen dat hjj ook vindt
dat de motieven en argumenten wat betreft de uitkomst om tot een r.k.—school te
komen ook zouden behoren bij de stukken voor de onderwijs-commissie. Althans zo wil
spreker dat dan maar vertalen.
Het andere punt betreffende het multi-functioneel gebouw, hij heeft 3 argumenten
gehoord die al bekend waren en een van de zwaarste argumenten was het stedebouw—
kundig argument. Hij vraagt zich dan toch af of een wethouder van onderwas zich
door de stedebouwers moet laten ondersneeuwen. De wethouder heeft n.l. niets ge
zegd over de inhoudelijkheid van hoe de koppeling moet zijn van school en wijk.
Daarover heeft hij n.l. een betoog gehouden, dat het bij multi—functionele gebouwen
gaat om het element school en het element wijk. Om dat te koppelen.
De wethouder zei dat het schoolbestuur - waarbij spreker dan de aantekening wil
maken vans het toekomstig schoolbestuur - heeft gezegd dat zij daar niet zo voor
geporteerd waren. Hij vraagt zich dan af hoe het dan toch mogelijk is geweest bij de
Moerkens. Een ander punt is dat men als gemeente de school neerzet. Hij vraagt zich
dan af of er dan niet een kleine stimulans kan uitgaan in de richting van dat
schoolbestuur. Hij vindt het verder gewoon qua inhoud erg belangrijk wanneer er een
wisseling plaats vindtvan beleid wat betreft multi-functioneel gebouw, dat ook de
projecten die er lopen, b.v. de Moerkens, ook eens worden geanaliseerd en dat daar
dan uit geleerd wordt. Daar leest men echter in het voorstel niets over.
V/at betreft de opmerking van de wethouder over dat gebied waar de permanente school
moet komen en waar ook de mobiele school moet komen, heeft hy ook in de commissie
al gezegd daar natuurlijk voor te zijn. Hij kan zich niet voorstellen dat de wethou
der niet zegt: die gymnastieklokalen moeten daar ook bij en daar kan dan best
een multi-functioneel gedeelte bij.
Hy kan zich niet voorstellen dat men uit stedebouwkundig oogpunt zegt van: dat
moet gescheiden blijven. Daarvoor ziet hij geen argumenten.
De heer VAN KEMENADE wil de wethouder danken voor diens uitgebreid antwoord. Hij
heeft nog een vraag. De wethouder zei op een gegeven moment: dat nieuwe school
bestuur ziet het niet helemaal zitten, die koppeling met het multi-functioneel
gebouw en de inspectie zegt: er kleven bezwaren aan. Hij heeft dan van de wethouder
niet gehoord dat die beide instanties het "onaanvaardbaar" daarover hebben uitgesprc
ken. Hij zou zich kunnen voorstellen dat men met beide instanties nog eens in dis
cussie gaat.
De heer VAN HEIJST had oorspronkelijk niet de bedoeling om zich in dit debat te
laten horen. Dat heeft hij in de commissie al genoeg gedaan, meent hij.
Zo tijdens deze vergadering bekruipt hem toch nog wel de volgende gedachte.
Men zal er zelfs in zo'n nieuwe wijk rekening mee moeten houden, dat na redelijk
korte termijn een aantal schoollokalen over zal zijn, zelfs van het permanent ge
bouwde gedeelte. Als dan zo'n school gekoppeld is aan de rest van het wykgebeuren,
wykgebouw, gymlokaal en dergelijke, dan denkt hij dat toch wat gemakkelijker geleide
lijk aan een deel van wat er in de school overcompleet raakt ter beschikking van
de rest in de wijk zal kunnen komen, omdat een zekere basis-voorziening van de wijk
daaraan gekoppeld is. Ook dat argument zal naar zijn mening nog eens goed overwogen
moeten worden. Als vanavond het besluit wordt genomen om medewerking te verlenen
om die school te stichten, dan is dat helemaal niet in strijd met de gedachte van:
zou het toch nog niet goed zijn om nog eens te onderzoeken met zyn allen, of de
hele zaak toch niet geconcentreerd kan worden gesticht.
Dat hoeft niet met elkaar in stryd te zyn, meent hy.
De heer DEKKERS wil beginnen op te merken dat er volgens hem geen kwestie is van
ondersneeuwen van de wethouder van onderwys door de stedebouwkundigen, zoals de
heer Sittrop veronderstelde. Hij dacht dat van iedere wethouder wel verondersteld
mag worden, die bezig is met een stuk stadsbestuur, dat hij probeert, ook wanneer
het dan niet direct de ruimtelijke ordening betreft die hij in zijn portefeuille
heeft, dat hij Haar toch wel degelijk rekening mee houdt. In deze zin zijn de bespre
kingen waar hij op doelde t.a.v. de invulling van het centrum duidelijk ook zo ge
voerd en geplaatst.