14 Wat de overige woningen betreft in de gemeente moet hij zeggen dat de woningbouw corporaties een zelfstandig beleid voeren. Die worden geacht hun eigen woningen zo goed mogelijk te onderhouden en het rijk stelt altijd, dat dat geld wat daarvoor gegeven wordt voldoende moet zyn om dat ook goed te kunnen doen. Hij heeft een maandelijks contact met die woningbouwcorporaties zoals men weet en hij wil wel eens aanzwengelen hoe zij het onderhoud zien in de komende tyd. De heer VAN KEMENADE heeft nog een korte opmerking. De wethouder zei dat op dit moment helemaal geen dekkingsplan te geven is. -Dat heeft hij in zijn eerste termijn ook geconstateerd, alleen verbond hij daaraan even later de suggestie, dat men misschien met het jaarlijks bijstellen van de nota dat wél zou kunnen doen, omdat het college dan een stuk ervaring heeft met datgene waar nu het eerst mee begonnen wordt. Dan weet men ook wat het rijk mogelijk wel of niet doet. Dan zal men in dit soortzaken ook gewoon meer inzicht kunnen krijgen en misschien dan ook de dekking van de uit te geven bedragen ook wat beter kunnen overzien. De heer MASTENBROEK meent dat de heer van Kemenade zal willen begrijpen, dat, als het college in de gaten krijgt dat de provinciale directie diverse plannen positief beoordeelt en dat er steeds maar weer rijksbijdragen binnenvloeien voor zo'n plan, dat men daar dan op een gegeven moment wel rekening mee kan gaan houden. Dat is echter niet datgene wat hij verwacht dat zal gebeuren. Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen. 16. Voorstel tot beschikbaarstelling van een krediet ad 27.680.- ten behoeve van de functionering van de stuurgroep huisvesting alleenstaanden en tweepersoons huishoudens en tot vaststelling van een beleidsadvies inzake woningpouw voor deze categorie woningbehoevenden. (Verzameling 1979 nr. R0/1éö). De heer VAN DER VELDEN heeft in de commissie ruimtelijke ordening al medegedeeld dat naar zijn idee dit voorstel meer een voorstel bevat om subsidie te verkrijgen van het ministerie maar op zich wat betreft het meer inzicht verschaffen inzake de problematiek voor de een en tweepersoons-huishoudens weinig concrete gegevens bevat. Met name op pagina 500 van het voorstel wordt wel een prognose aangegeven t.a.v. datgene wat gebouwd zou moeten worden tussen 1979 en 1983* Hij zou het col lege willen vragen om toch binnen niet al te lange tyd te trachten dit voorstel ook te concretiseren, dus met name concreet aan te geven op welke wijze men die 60Q woningen denkt te kunnen realiseren. Hoe en waar dus. Hij weet dat dit misschien erg veel gevraagd is maar toch zou het naar zyn mening erg verstandig zyn om bijtijds niet alleen de behoefte te constateren maar ook te bezien op welke wyze dat opgelost zou kunnen worden. De heer VAN DER STOEL wil het betoog van de heer van der Velden onderschrijven. Daarnaast kan hy zeggen dat zijn fractie dit voorstel toch wel met enige verbazing heeft bekeken. Als hy zich bepaalt tot hetzelfde punt wat de heer van der Velden aanvoerde dan wordt in het voorstel beredeneerd dat er een bepaalde methode wordt gevolgd en zo wordt dan de behoefte gemeten voor alleenstaanden en tweepersoons huishoudens door er van uit te gaan dat het hoofd van zo'n huishouden niet ouder mag zijn dan 30 jaar. Met zo'n maatstaf kan men natuurlijk de behoefte een aardig eind laten zakken. Zo was dan ook berekend dat in 1976 maar 47 mensen in Bergen op Zoom urgente gevallen waren. Daar heeft hij toch wel erg veel moeite mee. Daarnaast zit er natuurlijk ook nog een stuk onlogica in de hele redenering als in het voorstel vervolgens wordt gezegd dat er tussen 1979 en 1983 600 woningen ge probeerd wordt te bouwen men is klaarblijkelijk toch wat voorzichtig Dat zou dan volgens hem kunnen betekenen dat er met die urgentie toch nog wel wat anders aan de hand is -of zou kunnen zijn. Hij wil daarmee eigenlijk zeggen de gevolgde methode van het college om aan die ur gente gevallen te komen te willen bestrijden. Er zyn n.l. een heleboel een en twee persoonshuishoudens waarin niet het hoofd jonger is dan 30 jaar en die toch zelf standig gehuisvest willen worden en naar zijn mening daar ook wel onmiddellijk voor in aanmerking zouden komen. Men zit dan gewoon met het feit dat het grootste deel van de woningen gewoon niet geschikt is voor een dergelijke huisvesting. Er zal dan ook naar zijn mening een andere methode gevolgd moeten worden. Hij heeft zich nog meer verbaasd omdat de minister de laatste tijd keer op keer zegt:

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1979 | | pagina 235