30
al betoogd het van belang te achten voor de bergse gemeenschap, dat de molen een
culturele landschappelijke bestemming krijgt. Bovendien vergt de staat van de molen
een spoedige restauratie-aanpak;.
De heer GORRISSEN zegt dat de raad wel begrepen zal hebben dat het standpunt van
de heer van Heijst geen fractie—standpunt inhoudt. De fractie kan akkoord gaan
met dit voorstel.
De heer BROOS zegt dat zijn fractie zich conformeert aan het in de vorige raads
vergadering ingenomen standpunt. Hij is dus tegen. Dan maar geen verkoop van de
molen. Wat de heer Nuijtemans zegt, dat de molen in een dusdanige staat is dat
een snelle renovatie gewenst is, was dat 10 jaar geleden ook al zo, maar toen
kwam deze daar misschien nog niet.
De heer DEKKERS zegt dat de voorzitter de wyziging dus al heeft aangestipt.
In de vorige raadsvergadering heeft hij al gezegd dat het college van mening was
dat dit toch een vrij reële clausule was in dit soort zaken. De raad meende toen
daar anders over te moeten besluiten. Nu is de reactie gekomen van de desbetreffen
de BV die heeft gezegd, dat onder die voorwaarde niet mee kon worden ingestemd,
wat dan zou betekenen, dat, als de raad niet met de aanvulling akkoord zou gaan
om tot het oude voorstel terug te keren, daarmee dan tevens zou beslissen dat de
molen niet in het bezit van de gemeente zou komen. De raad heeft de vorige keer
echter nadrukkelijk gezegd dat dat toch wel de bedoeling was en hij is dus blij dat
de meerderheid van de raad nu zegt met de wijziging van het voorstel toch wel ak
koord te kunnen gaan.
Hij dacht dat het toch wel een goede zaak was voor Bergen op Zoom om op deze wijze
een molen te kunnen behouden.
De heer VAN HEIJST vindt het helemaal geen goede zaak dat het op deze wijze gebeurt.
Hij vindt het wel een goede zaak dat de molen behouden kan worden.
De VOORZITTER wil het debat dan maar beëindigen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen met de aantekening dat
de heren van Heijst, Broos, van de Marei en Muller worden geacht te hebben tegen
gestemd.
De VOORZITTER heeft er behoefte aan nog even iets aan dit debat toe te voegen.
Dat heeft hij de vorige keer maar niet gedaan en nu ook niet tijdens het debat.
Er is voortdurend gesproken over koop en verkoop van de molen. In feite is de
molen echter aan de gemeente geschonken met een belangrijk stuk terrein.
Het moet nog maa.r» bewezen worden dat tegen een prijs van handelswaarde, vast te
stellen eventueel door beëdigde taxateurs daar zoveel extra op verdiend zou worden
dat dit geen schenking meer is maar een spiering voor een kabeljauw. Het lijkt hem
ontzettend moeilijk om dat bewijs te leveren want het is natuurlijk nog al een bedrag
waar het om gaat.
Men kan natuurlijk zeggen dat ieder toch zijn eigen belang zoekt. Dan kan hij daar op
zeggen dat er meer mensen met geld zijn die toch niets geven. Het valt hem ontzag^
lijk tegen dat, ook al zijn er eventueel bezwaren van koppelverkoop en dat soort
zaken, dat in de raad door enkelen wel is gezegd: wat fijn dat we die molen nu
hebben of krijgen, maar dat bij niemand van de raadsleden over de lippen is gekomen
om degene die de molen voor één gulden aan de gemeente levert, ook maar eventjes
te bedanken.
De heer VAN HEIJST zegt dat het toch ook mogelijk is om iets te schenken zonder
dat daar een tegenprestatie tegenover moet staan. Hij vindt deze opmerking van de
voorzitter dan ook volkomen onjuist. Overigens zal nog maar moeten Dlijken, vindt hij
of die molen voor de gemeente geen erg dure aangelegenheid is geworden.
De VOORZITTER vindt het alleen jammer dat nog niemand daar een dankwoord voor
heeft op kunnen brengen. Zelfs mét die clausule erin had men daar naar zijn mening
best iets over kunnen zeggen.
Hij heeft niets anders dan touwtrekken gehoord over wel of niet en over koppel
verkoop en zo en niemand zei: het is toch wel een fijn gebaar om die molen aan de
gemeente over te doen voor dat symbolische bedrag van die ene gulden.
De heer V/ESTERHOF betreurt deze woorden van de voorzitter. Nadat de raad in over-
