27
besproken is geweest in diverse zittingen, er geen onoverkomelijke bezwaren zouden
zijn tegen de handhaving van de huidige situatie.
De heer AKNOYS bestreurt juist dat het niet aan de orde is geweest.
De heer MASTENBROEK vindt het heerlyk om ook eens een keer als wethouder vlees
keuringsdienst te mogen optreden. Dat is nu n.l. de eerste keer in zijn loopbaan.
Het is zo, dat de heer Arnoys er van op aan kan, dat, als de activiteiten die op
dit ogenblik plaats vinden in het voormalig slachthuis gaan beëindigen, er dan
gezocht wordt naar een oplossing waarin deze activiteiten ook gewoon normaal
verder plaats zullen kunnen vinden en dat daarbij geen vertragingen zullen optreden.
Er zullen ook zo weinig mogelijk kosten voor worden gemaakt en de betrokken gemeen
ten zullen ook zeker tijdig hiervan in kennis worden gebracht.
De heer ARNOYS meent dan, dat zij het eerst vanuit de krant moeten horen en dan pas
van het college.
De heer MASTENBROEK zegt dat die gemeenten van het college als eersten zullen ver
nemen waar zij precies heen zullen gaan en wat het precies zal gaan koeten.
De heer VAN HEIJST moet opmerken, dat de oplossing er toch nog maar niet is.
De heer MASTENBROEK kan zeggen dat die oplossing practisch voorhanden ligt. Daar i3
al v/el degelijk aan gedacht.
De heer BROOS wil graag aantekening, dat zijn fractie het betreurt dat er zo'n lage
grondprijs is verkregen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen.
26. Voorstel tot het in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling en van de volks
huisvesting onteigenen^ ten name van de gemeente Bergen op Zoon van ongebouwde
en gebouwde eigendommen of" gedeelten daarvan, begrepen m net bestemmingsplan
"De Poort". (Artikel 77 1e lid sub 1° der Onteigeningswet
^Verzameling 1979 nr.R0/l4k)»
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
27. Voorstel tot het vaststellen van een reactie op de, in opdracht van het Streek-
gewest y/es*töT:lk Noord-Brabant vervaardigde ontv/erp-eindrapportage voorstudie
openluchtrecreatie
"(Verzameling 1979 RO/146).
De heer BAKX kan zeggen, dat zijn fractie met dit verslag instemming kan betuigen.
Alleen is de vraag, of de verblijfsrecreatie en andere in het hoofdlijnen-rapport
genoemde zaken, in het deelplan Markizaatsmeer toch prematuur moet blijven, zoals
het college stelt. In de vorige commissievergadering van Rovov is een onderzoek
toegezegd, om de mogelijkheden van een recreatie-model voor het randmeer te bekyken.
Deze studie kan toch verder worden meegenomen in het schrijven van het college,
dacht hij.
De heer DEKKERS meent dat er in het voorstel wat gewijzigd is en nu gezegd wordt
dat een deelplan Markizaatsmeer naar de mening van het college momenteel prematuur
kan zijn, onder andere omdat onderscheid moet worden gemaakt tussen een Markizaats
meer en een randmeer. De behandeling van beide zal verschillend moeten worden aan
gepakt. Het randmeer wordt bekeken o.a. in het kader van die modellen die al eer
der aan de orde zijn geweest. Het markizaatsmeer is nog helemaal een wax moeilyke
zaak, omdat men nog niet precies weet hoe dat er uit zal gaan zien.
Dat is ook mede afhankelijk van een aantal besluiten die op hoger niveau nog geno
men moeten worden. Vandaar dat is gezegd: een deelplan Markizaatsmeer, d.w.z. een
o-elijktijdige start van een studie over een deelplan Markizaatsmeer met de start
voor een basisplan, acht het college op dit moment prematuur. Uiteraard maakt een
bestudering van het Markizaatsmeer automatisch deel uit bij de opzet van een basis
plan. Want daar komen al die zaken ook aan de' orde. Alleen de deelplannen, zoals
zij genoemd worden in deze studies, hebben betrekicing op zaken waar-van gevonden oi
gesteld kan worden, dat die kunnen worden aangepakt gelijktijdig met de verdere op
starting van een basis-plan. Dat acht het college ten aanzien van hot Markizaats
meer een v/at moeilijke zaak.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen.