15
een ongelukkige combinatie vindt om een stichting waarin de gemeente dan partici
peert dan via een of meer toeziende voogden te laten controleren.
Als de voorzitter dat bedoelt zegt hij: akkoord.
De VOORZITTER meent dat een stichting die door de gemeente wordt gesubsidieerd,
die gemeente-gebouwen beheert, als daarin dan raadsleden zitten in zo'n bestuur
wat besluiten neemt die op een gegeven moment mede gedekt worden door officiële
vertegenwoordigers van de gemeente, het dan voor een raad uiterst moeilijk wordt
de praktijk heeft dat bewezen om dan te zeggen: dat hebben jullie toch eigenlijk
verkeerd gedaan.
Bij de voorbeschouwingen over de nota heeft het college ook de heer van Kemenade
laten vreten - het gaat hier echter niet over personen - welke figuur het beste
verkozen zou kunnen worden opdat de raad zo vrij mogelijk kan staan ten opzichte van
de besluitvorming van een bestuur. Dat speelt een belangrijke rol.
Zou men in dit geval niet tot een commissie ex artikel 61 komen maan tot een an
dere beheersvorm, dan is het college meer voor een auditor geporteerd dan voor een
stemgerechtigd, bestuurslid.
Dit is dan maar op voorhand ter verduidelijking van het eerder gestelde.
De heer SITTROP zou toch graag stemming willen hebben over dat jaar.
Dat vindt de VOORZITTER toch wel erg vervelend. Er zit natuurlijk nog al wat aan
vast. Het vergt nog al wat voorbereiding. Men moet die verenigingen allemaal con
sulteren. Zo'n nieuwe kracht zal eerst eens moeten inschieten op de situatie.
Anders zou de stichting beoordeeld gaan worden op het reilen en zeilen van nu en
dat zou ook niet reëel zijn, meent hij. Er zijn natuurlijk een aantal problemen ont
staan die mede aan de onderbezetting liggen.
Om dan nu te zeggen: over een jaar moet dat allemaal afgewikkeld zijn, vindt hij toch
wel erg moeilijk.
Het is ook voor het college een belangrijke kwestie en men is er dan ook steeds druk
mee bezig. Men is helemaal niet van plan om het allemaal te gaan traineren en uit
te stellen.
Men moet zo'n stichting met een nieuwe personeelsstructuur en ook eventuele perso
nele verschuivingen toch ook even de kans geven om zich op een nieuv/e situatie in
te spelen, meent hij. Temeer vanwege de verdienste van dat bestuur tot nu toe.
Hij vindt niet dat dan dan overhaast mag worden.
De heer STUART zegt dat het er hem eigenlijk om gaat dat die inventarisatie zoals
die in die nota naar voren komt, wordt uitgebreid met een overzicht van alle moge
lijkheden die er terzake zijn, met de konsekwenties van dien.
Dat kan misschien over een maand al klaar zijn, zonder dat dat konsekwenties heeft
in het veld. Hij wil gewoon al die alternatieven eens graag naast elkaar zien.
De VOORZITTER vindt toch dat er nog al wat aan vastzit. Er zal toch een nieuwe
structuur ontworpen moeten worden die dan ook nog geaccepteerd moet worden.
Dat komt daarna, meent de heer STUART.
De heer VAN KAAM wil nog zeggen dat, als men al datgene wat in de nota staat nu ook
nog wil gaan uitbreiden en daar dan ook de huurders nog allemaal over wil consul
teren, het dan onmogelijk is gewoon om dat binnen een jaar klaar te hebben.
Dat was de vraag niet, meent de heer STUART. Het gaat hem niet over dat stuk proce
dure. Het gaat om een laat hij zeggen theoretisch stuk. Vat zijn nu de beheersmoge-
lijkheden in theorie ten aanzien van deze zaak. Dat kan a.an gedurende die proceduie
allemaal eens meegenomen worden in de discussies. Dat hoeft niet direct meteen uit
te draaien op een concreet voorstel.
Het gaat hem juist om een inventarisatie van de mogelijkheden die er zijn.
Dat hoeft naar zijn mening niet zo lange tijd te vergen.
De VOORZITTER wil dan maar voorstellen dat het college toezegt, en dat de raad daar
genoegen mee neemt, dat het zal trachten met afgeronde voorstellen in de raad te
komen binnen één jaar nadat de nieuwe personeelsstructuur heeft gewerkt.
In ieder geval is het een termijn, meent de heer GORRISSEN.
De VOORZITTER kan dat beamen. Nu moet eerst iemand worden opgezocht die dan kan
worden aangesteld. Die moet dan met zijn werkzaamheden aanvangen en dan zal men