8 dening nu binnenkort tegemoet te kunnen zien, dacht hij. Zoals de voorzitter bij die aankondiging toen stelde, zal dan opnieuw het bestaans recht van de DC aan de orde moeten komen, aangezien inspraak-aspecten dan in de daarvoor aangewezen functionele commissies worden behandeld en gecontroleerd. Het zal, anders gezegd, wel eens zo kunnen zijn dat door die inspraak-verordening deDC overbodig zou worden. De CDA-fractie is van mening, dat het ongewenst is dat de DC zelf inspraak-orgaan wordt. Nog minder vindt zijn fractie het nodig, dat er een soort schaduw-gemeenteraad gaat ontstaan die de gemeenteraad gaat besturen. De raad moet zijn verantwoordelijk heid als wettig en democratisch gekozen bestuursorgaan volledig zelfstandig en vrij kunnen uitoefenen. De DC mag, vindt de fractie, geen doel op zichzelf worden. Met name het feit, dat de DC inspraak gaat verlangen voor haarzelf, dus mede de inspraak van burgers over nemend, gaat zijn fractie te ver. Zijn fractie is dan ook van mening, en wel unaniem, dat het voortbestaan van de DC na de ontwikkelingen inzake de inspraak, juist door de DC intensief in gang gezet en ook tot resultaat gebracht, nu kwestieus is geworden. Vooruitlopend op de inspraak-verordening lijkt het doel bereikt, vindt de volledige fractie van het CDA. De begeleiding van de inspraak-verordening zal dan ook de laatste taak van de DC gaan vormen en dat is dan een taak die de thans zittende leden goed voor hun reke ning kunnen nemen. Vandaar dat zijn fractie meent, dat het niet meer zinvol is nu nog nieuwe leden voor de DC aan te wijzen. Om ieder misverstand te vermijden wil hij nog mededelen, dat het niet de bedoeling is dat de CDA-fractie zich uit de DC terugtrekt. Het CDA-lid van de DC, mevrouw Assel- bergs blijft deelnemen aan het werk van de DC. Ook enige aandacht voor het kostenaspect lijkt de fractie gewenst. Uitbreiding van ambtelijke bijstand en de gekozen werkwijze vragen niet te verwaarlozen bedragen en dat moet, dunkt hem, me de gewogen worden bij de baten- en kostenfactor die bij be sturen in acht moeten worcien genomen. Mevrouw VXUG heeft met belangstelling naar de heer Gorrissen geluisterd. Zij meent dat de zaak wel even iets anders ligt dan de heer Gorrissen voorstelde. Op een enkele uitzondering na zit er nu een totaal nieuwe DC, die in zoverre al een opschoning heeft gedaan dat er sub-commissies zijn afgedankt. Die komen dus so wieso al niet meer voor. De ambtelijke bystand wordt niet uitgebreid maar alleen nog maar beperkt. En wel tot een halve dag per week. De commissie die er thans zit weet inderdaad dat men zich beperkingen op moet leggen en probeert ook met elkaar daar toe te komen. Vooral nu die inspraak-verordening er nog moet komen zou zij het buitengewoon op prijs stellen wanneer iemand uit de CDA-fractie toch bereid werd gevonden om naast mevrouw Asselbergs - waarvan zij eerlijk moet zeggen dat zij nog maar één keer aanwezig is geweest - nog in deze commissie te komen zitten. Zij weet dan wel dat mevrouw Asselbergs op verschillende andere plaatsen aanwezig moet zijn, maar alles by elkaar is de inbreng van het CDA in de DC wel erg gering, vindt zy. Zij dacht dat vooral zo'n inspraakverordening iets was wat van allemaal samen moest zijn. Met dit laatste kan de heer BROOS het volledig eens zijn. Mevrouw VLUG heeft de heer Broos bij herhaling gevraagd cm in die commissie te komen maar dat wilde hij niet. De heer BROOS heeft het gefoezel met de wethoudersverkiezingen meegemaakt en heeft dan niet zoveel behoefte meer. De heer NUIJTEMANS moet dan welhaast constateren, dat deze commissie niet voltallig kan worden en dat kan hij mét mevrouw Vlug alleen maar betreuren. Hij had ook liever een volledige bemanning gezien tot de inspraak-verordening er zou zijn en die dan ook te kunnen begeleiden. Het is ook nog een vraag hoe lang die begeleiding moet duren. Hoe gaat men hierop inschieten. Hy krijgt nu eigenlijk al een beetje het gevoel dat het CDA vat de DC betreft aan het einde van zijn gebed is. Dat vindt hij toch op dit moment nog al wat vroeg. De VOORZITTER vindt het toch wel christelijk om op tijd amen te kunnen zeggen. En dan wel kort maar krachtig, meent de heer VAN HEIJST. t

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1979 | | pagina 191