16 De VOORZITTER meent dat dan door de heer van der Velden en door hem het woord voor waarden anders ordt geïnterpreteerd. GS zegt dat, als aan die en die voorwaarden voldaan wordt, dan neemt het college aan dat GS die vergunning pas afgeeft als aan die voorwaarden is voldaan. Met als men zegt: we zullen trachten met een paar jaar eens te kijken hoever we kunnen komen. Hij mag hierbij herinneren aan de brief die de raad heeft gestuurd in november 1977 waarbij ook gezegd is: wij kunnen wel „met het standpunt van GS instemmen, maar wij eisen dan ook dat aan de voorwaarden die gesteld worden de hand wordt gehouden. Dat is hier een vanzelfsprekende zaak, dacht hij. Als college gaat men niet af op het gezegde: wij vertrouwen er maar op dat regelingen zullen worden nagekomen. Er wordt precies afgegaan op de tekst van d^irief die zegt: aan die en die voorwaarden moet voldaan zijn en dan kunnen wij doodeenvoudig in de wet geen grondslagen vinden om een vergunning te weigeren. Dat vindt het college ook. .Er moet dus aan die voor/aarden worden voldaan en niet: als je je best maar blijft doen dan vinden wij alles goed. Zo ligt deze zaak bepaald niet. De heer VAN DER VELDEN moet dan toch zeggen dat blijkt dat de bestaande fabriek niet aan de voorwaarden voldoet. Dat staat niet in deze brief van GS, meent de VOORZITTER. Wel in de bijlagen, meent de heer VAN DER VELDEN. Het gaat niet om de bijlagen maar om de brief van GS, meent de VOORZITTER. De heer VAN DER VELDEN neemt toch wel aan dat het college niet alleen een mening vormt over de brief van GS maar toch ook wel over het rapport. De VOORZITTER moet zeggen dat GS een mening heeft gevraagd over het principe-besluit over de brief die zij aan de Staten gaan sturen en die zit bij de stukken. Daar praat hy over. De heer VAN DER VELDEN meent dat zy dan een hoop porti hadd,en kunnen besparen als die bijlagen en rapporten niet waren meegestuurd. Als de heer van der Velden dat zo wil zien mag dat van de VOORZITTER gerust, alleen wordt daar de mening niet rechtstreeks over gevraagd. Er kan natuurlijk worden gezegd: ik heb er helemaal geen vertrouwen in als op het ogenblik nog niet aan alle voorwaarden wordt voldaan, maar dan zou dat ook stringent bewezen moeten worden. Als de heer van der Velden zei er niet zoveel fidutie .in te hebben, heeft niemand hem dat kwalijk genomen. De heer VAN DER VEL DEI meent toch wel van de raad te mogen verwachten dat hij een uit spraak doet over de gegevens uit het rapport. Die liegen er dan ook niet om. De VOORZITTER zegt, dat GS daarvan opmerkt dat de bestaande vestiging zeer ernstige milieu-technische bezwaren heeft opgeleverd. Er zijn maatregelen getroffen op grond waarvan naar redelijkheid herhaling van die bezwaren uitgesloten kan worden. Dan kan men zeggen: GS kletst maar wat maar ook: als GS dat schrijven zullen zij daar voor wel goede gronden hebben. Dat i3 dan het verschil. Daar olijft men dan op zitten. De PvdA-fractie vindt, dat op basis van het rapport niet ingestemd kan worden met het advies van GS, zegt de heer VAN DER VELDEN. Dus niet alleen op basis van de brief. Dat is dan duidelijk, meent de VOORZITTER. Hij wil de motie even voorlezen die nu gewijzigd aan de orde komt. "De raad van de gemeente Bergen op Zoom, in vergadering bijeen op 3 januari 1979» kennis genomen hebbend van de concept-brief van gedeputeerde staten van NoordBrabant over de uitbreiding van General Electric Plastics B.V. en daarmeeilnstemmend, overwegende dat het voor de gemeente B.ergen op Zoom van groot belang is inzicht te hebben in de wijze waarop aan de voorwaarden van GS, gesteld in voormelde brief, wordt voldaan, verzoekt GS voor de definitieve afgifte van de vergunningen in het kader van de Hinder wet en de Wet op de luchtverontreiniging de gemeenteraad van Bergen op Zoom te infor meren over:

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1979 | | pagina 17