begeleidingsdienst het pand verlaat, vindt hy dat niet slim met het oog op de toe komst, maar als de meerderheid meent daaraan vast te moeten houden dan zal zijn fractie zich daar niet tegen verzetten. De fractie blyft echter moeite en verzet houden tegen de laatste zin in artikel 9a van de overeenkomst, Haar de smaak van zijn fractie kan die er beter uitgelaten worden. Hij weet niet wat de overige leden van zijn fractie willen doen, maar hij persoonlijk kan in deze zin niet met het voorstel akkoord gaan. De heer NIJPELS zou de woorden die door de wethouder naar voren zyn gebracht nog even heel duidelijk willen benadrukken. Op de eerste plaats vindt hij het gewoon van groot belang dat dat pand zo snel mogelijk wordt toegevoegd aan het winkelbestand daar. Hij vindt het ook nuttig, gezien vanuit het standpunt van de ruimtelijke orde ning, dat er weer een stukje verbinding tot stand wordt gebracht tussen die 2 win kelgebieden. Op de tweede plaats, het argument van de heer van Heijst ten aanzien van de winst. Hij dacht dat juist een pand, wat zo courant op zo'n gunstige stand ligt, erg veel geld op zal brengen en met dat geld zal men misschien, ja haast wel zeker een nog groter gebouw kunnen terugkopen op een stand waar de middenstand niet zoveel zin in heeft. Op de derde plaats heeft hij toch wel ontzettend veel bezwaren tegen het weglaten van die laatste zin in artikel 9 a over die arbitragecommissie. Dan zou n.l, de situatie ontstaan dat de gemeente het laatste woord spreekt en dwingend haar wil zou kunnen opleggen. Hij houdt niet van de stijl van onderhandelen van de heer van Heijst zoals deze dat waarschijnlijk in het verleden altijd heeft toegepast, n.l. dat men de mensen op een gegeven moment heel duidelijk voor het blok gaat zetten. Hij dacht dat de rechtszekerheid ook voor de mensen waar de gemeente zaken mee doet op dit moment vereist, dat er een redelijke arbitrage mogelijk is. Dit vindt de heer VAN HEIJST dan een aantyging, die de heer Nijpels dan hier en nu maar eens waar moet maken. De heer NIJPELS vindt het bij dit soort zaken alleen maar nodig en goed dat er een redelijke arbitrageregeling mogelijk is. Hij vindt niet dat de gemeente, zeker niet in dit soort situaties, misbr^Mk moet maken van de monopolie-positie. De heer NUIJTEMANS moet zeggen van de laatste woorden van de heer van Heijst nu niet zo direct ondersteboven te zijn. Hy meent dat het best fatsoenlijk kan zijn dat de ge meente via goed onderhandelen de hoogste prijs voor de gemeenschap kan verwerven. Dat de procedure daarop moet worden afgestemd. De heer VAN HEIJST meent, dat het meer een plicht voor de gemeente is. Ook dat, vindt de heer NUIJTEMANS. Het bezwaar, dat na het verlaten van de huidige huurder het pand aan de koper moet worden aangeboden, en dit als verplichting, daar wil zijn fractie overheen stappen in het licht van het bestemmingsplan wat daar inderdaad vergt dat de winkelbebouwing voortgang vindt. Hy sou toch willen persisteren bij de mening, ook door de heer van Heijst genoemd, om het een zaak van goed overleg te laten. De aankoop van de molen is ook in goed overleg tot stand gebracht, zeker naar hem voorkomt in de laatste fase. Hy wil dat zo maar voortzetten en niet van te voren inbakken dat er over de prys van het pand Parade een conflict mogelijk zou zijn. De gemeente mag best een eigen prys bepalen, in overleg met de concurrentie, vindt hy. De heer VAN HEIJST wil daaraan toevoegen, dat de koper dan altyd nog in beroep kan gaan by de raad. De heer WESTERHOF is helemaal overtuigd door het betoog van de wethouder.Dat vond hij een uitstekend betoog. Hy heeft deze zaak goed verdedigd. Hy wil toch ook nog v/el verklaren dat die uitspraak van de raad destyds om zo vlug mogelyk een winkel- bestemming aan dat pand te geven, dat hy daar nog steeds volledig achter staat en dat dat in deze situatie voor hem. nog steeds erg belangryk is. Wat de laatste zin van punt 9a betreft, daar kan hy de argumentatie van de wethou der ook erg goed volgen. De heer BROOS wil, hoewel hy geen hoge hoed opheeft van de schriftgeleerdheid van de heer van Heijst, zich toch in alle gemoede afvragen of, als iemand toch zo goed

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1979 | | pagina 171