19 wat dichter by de natuur zitten, dat ook een gegeven i3 waar men rekening mee moet houden en niet alleen met de belangen van de exploitant. Ofschoon hy van de andere kant ook moet zeggen: als men zo'n bedrijf opbouwt dan moet men zo iemand niet in de hoek zetten van zo ongeveer: een vijand van de gemeen schap, maar dan bewijst zo iemand diezelfde gemeenschap toch wel een stukje dienst. Zijn belangrijkste argument, en in deze is hij het helemaal met mevrouw Vlug en de heer van der Velden eens, is dat het zinvol is de bestemming te bekijken vanuit het oogpunt van het gezond verstand. En dan zegt hij: recreatieve bestemming. De heer MASTENBROEK wil er maar niet zoveel woorden meer aan spenderen. Hij heeft wel begrepen dat hy de raad voor wat het geval van Beers betreft toch wel niet zal kunnen overtuigen of overhalen. Dat vindt hij alleenumaar jammer. De heer van der Velden wil een punt achter deze zaak zetten. Spreker heeft juist proberen aan te tonen, dat er al een punt achter is gezet, n.l. op 13 februari 1970 toen heel duidelijk is gezegd: mynheer van Beers, dit is het aller- allerlaatste. Nu is het uit- Nu is het klaar. Die punt is dus gezet en men kan geen punten blyven zetten, meent hij. Althans dat is de mening van het college. Anders zou die punt op een gegeven moment niets meer voorstellen. Mevrouw "VLUG moet zeggen, dat die punten trouwens nooit door de raad zijn gezet maar altijd door het college. Alle zaken die de wethouder opnoemde zijn nooit in de raad behandeld. De heer WESTERHOF moet daarbij nog opmerken dat al die tegenwerpingen en al die res tricties die er waren, alleen maar gemotiveerd werden met een bestemmingsplan in hoofdlijnen, maar niet met de werkelijkheid en niet metiihet algemeen belang. Dat is dan juist het bezwaar van de raad nu. De heer BROOS meent, dat de raad nu gewoon voorstelt om van die punt een komma te maken. Hij dachtnniet dat dat zoveel werk was. De heer MASTENBROEK zou de raad dan maar het initiatief "willen geven hierin en zelf willen laten voorstellen wat er met dit gebied moet gebeuren. Het college voelt er niets voor om hieraan medewerking te verlenen. De raad moet als hoogste bestuursorgaan dan zelf maar beslissen. Ten aanzien van Hopmans, wanneer het inderdaad zo'n kleine koelcel is als de heer Franken aangaf, kan hij daar ook niet zo erg veel bezwaar tegen hebben. Voor wat betreft een woonhuis met een niet te grote koelcel, mits toestemming van de agrarische commissie, kan hij zeggen dat dat probleem dan is opgelost, V/at Huygen3 betreft blijft hij erby, dat er geen probleem bestaat t.a.v. hot uit breiden van de woning. Hij woont daar n.l. niet zo erg plezierig en nog al klein, alhoewel hij natuurlijk wel zelf de beslissing heeft genomen om op een gegeven mo ment een groot huis kleiner te maken door er wat zaken te gaan doen. Dat zijn nu eenmaal dingen die gebeurd zijn. Hij woont nu te klein. Daar heeft hij dus ook geen enkel probleem mee. Bij het bezwaarschrift zal echter wel duidelijk gesteld moeten worden dat het een vrye keus is geweest van de heer Huijgens om zyn woning kleiner te maken. Spreker heeft er dus geen probleem mee dat die woning groter wordt. Dat kan ook met dit bestemmingsplan. Hij heeft er wel problemen mee dat achter zijn terrein een recreatieve bestemming zou worden gegeven. Do VOORZITTER moet zeggen, dat het eigenlijke debat nu afgelopen is. Er zyn 3 zaken ter sprake gekomen. Ten eerste het bouwblok met koelcel. Hy dacht dat daar geen verschil van mening over bestaat dus dit kan dan zo ongewijzigd worden vastgesteld. Punt 2 is de kwestie rond de uitbreiding van de woonruimte. Daarover i3 ook geen probleem. Het andere daarby is recreatieve bestemming achter de woning. Het college adviseert om dat niet te doen. Daarover vraagt hy dan nu eerst een uitspraak van de raad. De heer BROOS wil dit aanvullen met: recreatieve bestemming, vallend onder klasse d. De VOORZITTER wil deze vraag dan maar aan de raad voorleggen. Daaruit blylct dat de 3 aanwezige college-leden, de heer van Heyst en de aanwezige leden van de PvdA-fractie tegen zijn. EOn meerderheid i3 dus voor.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1979 | | pagina 165