15 Eigenlijk behoeft hij nu nog maar heel weinig te zeggen. De belangenafweging is bij de meerderheid van het college ook gebeurd. De heer Mastenbroek zei zoiets van 60—4U/£ Op een gegeven moment zit men met dat zware probleem wat men het zwaarst moet laten wegen; hoe groot zijn de gevaren; wat staat er tegenover enzovoorts. Dat alles tegen elkaar afwegend heeft de meerderheid van het college gezegd-: onder deze strenge voorwaarden moet dat kunnen en is er gelegenheid om, zonder het milieu teveel of te grote gevaren te laten lopen, dit grote brok werkgelegenheid in Bergen op Zoom te handhaven. Dat is dan een afweging geweest, zoals hij nog eens wil zeggen, naar eer en geweten. De heer van der Velden merkte nog op dat de gemeenteraad verantwoordelijk is voor het wel en wee van de stad, In het algemeen is dat soms wel en soms ook niet juist. Met de wetgeving is het nu eenmaal zo, dat bepaalde bevoegdheden en verantwoordelijke— heden elders zijn gelegd. Daarom zei de heer Nijp els ook het wel beroerd te vinden om adviseur te moeten_zijn als men verder niets te_vertellen heeft. Hier is dat natuurlijk ook zo. Er wordt advies gegeven aan iets waarby de wet de bevoegdheid aan de gemeente heeft ontnomen. Dat is natuurlijk altijd een beetje vervelende .situatie. Men kan zeggen er wel of niet gelukkig mee te zijn. De eigenlijke verantwoordelijkheid wordt dus niet afgeschoven maar die verantwoordelijkheid is door de wet gewoon bij een ander gelegd. Bergen op Zoom kan zich alleen uitspreken in de geest van: wij kunnen ons daarin vinden of vrij kunnen ons daar niet in vinden. Het is dus geen afschuiving van verantwoordelijkheid. Die is de gemeente door de wet ontnomen. Misschien een teken aan de wand om voorzich tig te zijn wanneer merjarijheid heeft om dat te doen, om gemeentelijke bevoegdheden over te dragen aan andere instanties. De heer Mijpels had nog een opmerking over persvrijheid en het optreden van actiegroe pen. Hijzelf en naar hij aanneemt iedereen zal net daar volledig mee eens kunnen zijn, dacht hij. Hij dacht dat de uitlatingen van de heer Gorrissen meer ingegeven waren door een bepaalde tegenstelling, die hij in het begin ook had. Men mag het natuurlijk oneens zijn met wat ieder raadslid of collegelid zegt of doet maar hij vindt wel dat men daarbij de zaken niet zo simpel zwart—wit tegenover elkaar moet zetten, waarbij de een dan noodzakelijkerwijze een engel en dils de ander een duivel is. Zo liggen deze zaken niet. Vandaar dat hij zijn antwoord is begonnen meo die algemene opmerking n.a.v. het een en ander. Het viel hem verder op dat de heer van de V/ater het over drinkwater had. Hij dacht dat ook de heer Mastenbroek het wel met spreker eens zal zijn dat de toekomst ige watervoorziening van G.E. op een andere manier verzorgd zal moeten worden en los staat van de drinkwatervoorziening van Bergen op Zoom, De heer VAM DE WATER heeft van de heer Mastenbroek tijdens de algemene beschouwingen gehoord dat het Bieschboschwater omstreeks 1981 pas gebruikt zou kunnen worden. De VOORZITTER dacht niet dat dat hierbij een rol speelt. Op dit moment niet, zegt de heer MASTENBROEK. Als de uitbreiding van G.E. een feit zal zijn en veel meer water nodig heeft dan nu, dan wordt het Bieschboschwater en geen water uit de gemeentelijke bronnen. De heer VAM DE WATER dacht toch dat er stond dat Bergen op Zoom volgend jaar aange sloten zal worden op de Bieschboscnleiding. Dat Noord-West-Brabant dan ook gebruik zal gaan maken van dat water. De heer MASTENBROEK heeft gezegd, dat G.E. gebruik gaat maken van oppervlaktewater. Uit de Bieschbosch. Dat is dan toch niets anders als wat de heer van de water zegt. De heer VAN DE WATER heeft alleen een andere tijd gehoord van de heer Mastenbroek tij dens de algemene beschouv/ingen. De heer KSRTEL heeft eerst nog een kleine aanvulling op hetgeen de voorzitter heeft gezegd over de Randweg-Noord. Het college heeft n.l. vernomen dat GS duidelijk staat achter de plannen voor deze weg en dat ook economische zaken niet ongenegen xs daar t.z.t. in by te springen, als de plannen verder gevorderd zijn. V/at de Molenplaat betreft, de woonbebouwing daarop, is niet weggelaten, niet afgewe- zen op grond van de aanwezigheid vanG#E« maar op grond van de ongeschiktheid of e meerdere ongeschiktheid om er te bouwen. Daarop is die zaak afgewezen. Als het om de industrie gaat, de nabijheid van de industrie, dan kan vooral naar de aanwezigheid van het Noorclland worden gewezen, maar nietzo zeer naar de zijde van G.E.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1979 | | pagina 14