11 Zulke gevaarlijke processen zijn nooit gegarandeerd. Ret is dan een kwestie of, wat daar gebeurd, acceptabel is ja of nee. Hij vindt de gevaren die G.E. met zich mee kunnen brengen op dit moment niet acceptabel. Hij accepteert dus ook niet deze risico-factor, He VOORZITTER zegt, dat, aangezien de meest aangewezen wethouder in deze, n.l, die van milieuzaken, een ander standpunt heeft is hem deze middag opgedragen om namens de meerderheid van het college het woord te voeren. Eet is dus geen persoonlijk standpunt wat hij verkondigt maar een uitdrukkelijk stand punt van de 4 andere leden van het college gezamenlijk. De heer BROOS val hierbij opmerken: 3» Nee, zegt de VOORZITTER. Hijzelf is toch ook lid van het college. Als de lieer Broos er echter op staat wil hij het woord"andere" uit de notulen laten schrappen. Toen hij vanavond de raadzaal binnen kwam was net de heer van den Bulck, alle raads leden wel bekend, bezig met het uitdelen van de bekende prenten die het voordeel hebben van een politieke prent om een probleem te vereenvoudigen. Hij heeft tegen hem gezegd: beste vriend, als het zo gemakkelijk was waren we vanavond gauw klaar. Zo gemakkelijk ligt de zaak n.l. niet. Hij vindt dat de heer Mastenbroek dat zeer goed heeft ven/oord. Hie had het over afweging van belangen en bij de een slaat het aan die zijde door en bij de ander naar de andere zijde. Het moet hem van het hart dat hij alle leden van deze raad zeer dankbaar is, dat de •discussie in deze sfeer gevoerd kon worden en dat het geen kwestie is van: swart-uit; van: die zijn natuurlijk voor dit of tegen dat en dat soort zaken meer. Gewoon deze kwestie afschilderen, zoals de heer Gorrissen een citaat pleegde van: de een wil rokende schoorstenenen.de ander een schoon milieu. Daarmee zou men onrechtvaardige tegenstellingen creëren. Geen lid van het college, ook niet de heer Mastenbroek - zover kent men elkaar al wel in het college - kan dit soort positiebepaling waarderen of accepteren. Dat wil hij wel voorop stellen bij dit hele debat. Als er dan een brief komt waarin staat: wij hopen dat uw raad naar eer en geweten zal beslissen, is dat ofwel een volkomen overbodige opmerking, ofwel een belediging. De raad doet n.l, niet anders, tenzij het tegendeel bewezen is, dan naar eer en gewe ten beslissen. Naar eer en geweten, kan dan ook zijn een andere mening hebben dan de briefschrijvers. Dan kan toch naar eer en geweten zijn gehandeld. Dat zijn dingen waaraan het college als totaliteit, mag hij wel zeggen, zich tegen af zet, alsof eer en geweten hier identiek gesteld sou kunnen worden met de bepaling van een standpunt overeenkomstig de mening van sommigen. Dat vooropgesteld. Dat dit soort zaken hier in de raad niet spelen vanavond, vindt hij gewoon iets om de raad voor te prijzen, dat dit zo kan. Beide, voor- en tegenstanders die zich vanavond hebben uitgesproken, voor beiden geldt dit in gelijke mate. Het zal de raad niet verwonderen, dat de meerderheid van het college in grote lijnen zich terug kan vinden in het betoog van de heer Gorrissen. Hij praat dan niet over het politiek gedeelte daaruit maar wat diens commentaar betreft op de stellingname als zodanig. Op het politiek gedeelte kunnen anderen antwoorden enhebben dat ook al ge deeltelijk gedaan. Het is goed, dacht hij, dat men zich eens goed gaat afvragen wat er nu eigenlijk aan de orde isj wat er precies aan de hand is. Dat is aan GS berichten, of de raad kan instemmen of niet met hun concept-brief met toelichting aan de Staten. Wat staat dan in die brief met een heleboel woorden: als dat en dat en dat allemaal gebeurt, GS dan, zover zij dat nu kunnen bekijken, niet zien dat de Kinderwet of de Luchtverontreinigingswet of een of andere andere wet in de wet middelen zal geven om een uitbreiding tegen te houden. In een paar woorden samengevat dan staat dit er in.Niet meer. Gevraagd wordt dan of de raad met deze brief kan instemmen. De meerderheid van het college zegt: ja, als al die voorwaarden die GS stellen worden vervuld - er zijn vanavond een paar technische zaken behandeld waar hij niet op kan antwoorden, hetgeen de raad hem wel niet euvel zal duiden zege GS in die concept—briefdan zien vrij geen wettelijke middelen in de bestaande wetgeving om die uitbreiding tegen te gaan. De heer Nijpels heeft natuurlijk gelijk als hij zegt dat hij kan begrijpen dat G.E.deze weg volgt. Die willen natuurlijk, voor zij een hoop geld gaan uitgeven aan plannen, v/el eens grosso modo weten of het überhaupt ergens toe leidt of dat het toch altijd nee is.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1979 | | pagina 12