26 De heer van der Velden had verder wat problemen met model 5» Het is zo dat in eerste instantie een onderzoek wordt gepleegd naar model 3 omdat het zo is dat Bergen op Zoom en Roosendaal en ook GS -gelukkige vinden dat deze beide steden gezamenlijk moeten groeien. Wanneer dan model 3 wordt onderzocht en men kan tegelijkertijd model 5, zonder dat dat bijna konsekwenties met zich meebrengt, mee onderzoeken, heef t hy daar geen enkele moeite mee en hy vindt zelfs dat dat móet gebeuren. Dat vindt hij een hele zinnige zaak. Het is niet zo - en die suggestie wekt de heer van der Velden - dat de modellen alleen onderzocht worden op woonmogelijkheden. De modellen worden heus wel beke ken op woonmogelijkheden, recreatie- en natuurmogelykheden. De heer Amoys wil de Herelse Heide nog openhouden. Hy meent dat dit in strijd zou zyn met alle zinnige argumenten die men maar kan verzinnen. Als op de eerste plaats wordt nagegaan dat Bergen op Zoom en Roosendaal samen willen groeien en men zich daar samen hard voor wil maken, dan staat er in het rapport, dat het dan geen enkele zin heeft om in de Herelse Heide te bouwen, want bouwen op de Herelse Heide kan alleen maar, wanneer Bergen op Zoom die gehele groeifunctie zou nemen. Ddn zou dat alleen maar zinnig zijn. De heer AKNOYS zegt, dat Roosendaal wél met een 2e lokatie komt, waarvoor dan zeer zeker en dat heeft hij daarnet.ook gezegd - dezelfde argumenten aange voerd kunnen worden als voor de Herelse Heide. Bovendien is er ook nog een moge lijkheid om op andermans grondgebied te bouwen. De heer MASTENBROEK meent dat men hier in de gemeenteraad van Bergen op Zoom zit waarin men zyn eigen verantwoordelijkheden moet kennen. Hij kan zich b.v, voorstel len dat de gemeente Edam ook nog met andere groeimogelijkheden zit maar hij dacht niet dat daarover hier vanavond gepraat behoefde te worden. V/at het bestuderen van andere mogelijkheden betreft dacht hij dat ook heel duide lijk in deze nota tot uitdrukking komt dat vooral die aansluiting met de Augusta- polder een hele zinnige zaak..is. Hij blijft dan ook bij het collegevoorstel om alleen de modellen 3 en 5 in beschouwing te nemen en geen andere mogelijkheden te gaan bestuderen want dat kost ten eerste geld en ten tv/eede tijd. De heer DEKKERS hoorde van de heer van der Velden een paai- opmerkingen over de werkgelegenheid, waarbij, als spreker hem goed heeft begrepen, deze suggereerde dat Bergen op Zoom er niet naar moest streven dat bedrijven die nu allemaal in de buurt van Rotterdam zitten, met alle narigheden van dien, dan maar naar hier' zouden komen verhuizen maar dat er erg selctief tewerk zou moeten worden gegaan. Daarbij sprak de heer van der Velden er enige angst over uit, of er hier wel vol doende werkgelegenheid met eventueel overloop kon worden verkregen. Uit heel de nota blykt, dat dat een dilemma is waar het college ook mee worstelt en hij denkt dat het in die kontekst i3 dat de heer Westerhof heeft gestelds de mogelijkheid om werkgelegenheid naar Bergen op Zoom te krijgen heeft men wat minder in de hand dus misschien moet dan wel die andere rem gehanteerd gaan wor den door te zeggen: we laten toch niet meer mensen toe als met de werkgelegen heid min of meer in overeenstemming is te brengen. Dat zal inderdaad een nadere discussie vragen. Wat de arbeidsintensieve bedrijven betreft kan hij zeggen, dat, als er een keuzemogelijkheid i3, daar beslist wel de voorkeur aan gegeven zal wor den. De heer VAN DER VELDEN heeft in eerste instantie gevraagd waarom de nota gekop peld wordt aan een uitspraak over de 2 modellen. Op 25 januari is er gezegd dat er nog tyd zou zyn om met de bevolking samen van gedachten te wisselen welke modellen het beste zouden zijn. Nu, 2 maanden later, blykt echter dat er al 2 modellen zyn gekozen. Die koppeling begrijpt hij dan niet goed. Hij heeft er geen moeite mee dat de studies gekoppeld worden aan de nota ruimtelijke hoofdstructuur. Hy had dan wel liever gezien dat dan alle modellen bespreekbaar zouden zijn geweest en dan liever in een nog wat later stadium. Vanwaar die haast, moet hij vragen. Ten aanzien van de geopperde kwestie over een structuurschets voor de binnenstad denkt hij, dat wanneer er gestudeerd gaat worden op de inrichting van het Marki zaat smeer, het overduidelijk is, dat dat gevolgen za'1 hebben voor de binnenstad. Op dit moment is het duidelijk dat de oostkant van de binnenstad wat betreft de functie, als zwaartepunt geldt.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1979 | | pagina 128