10 De heer MASTENBROEK kan stellen, dat ieder zijn stellingname heeft kunnen lezen in zijn nota, waarin wordt gezegd dat het bedrijf G.E. gebruik maakt van zodanige productie processen, van zodanige grondstoffen en zodanige tussenproducten fabriceert en dan daarbij zodanig is gelegen, dat het bestaande bedrijf daar niet had mogen komen, terwyl de beoogde uitbreiding met zich mee brengt: een aanzienlijke vergroting van de door— stroomsnelneid van grondstoffen en tussenproducten, een grote toename van liet trans port van grondstoffen, een toevoeging van een explosie—gevaarlijk productieproces en het samengaan van een explosie-gevaarlijk proces met processen die gebruik maken van zeer giftige stoffen, Rij zou daar nog iets aan willen verduidelijken, ..at betreft_zijn eerste stelling, dat het betreffende bedrijf er nooit had mogen komen, zegt hij heel duidelijk: DIT bedrijf met DEZE grondstoffen, met DEZE tussenproducten op DEZE plaats. Hij zegt dus niet dat het bedrijf G.E. nergens in nederland zou mogen staan maar alleen dat dit bedrijf met deze grondstoffen en deze tussenproducten op deze plaats er niet mag zijn en dus ook niet uit mag breiden, aangezien de gevaren die een uitbreiding met zich meebrengen groot zijn en die hij in zijn nota heeft aangeduid. Deze stellingname is tot stand gekomen na afweging van verschillende factoren, 'waar natuurlijk ook de werkgelegenheid een belangrijk element in is geweest. Een ieder die .handelt naar eer en geweten, hetgeen hij ook heeft gedaan, waarbij lijj ook vindt dat men vanavond in deze raad op zal moeten passen om te vervallen in de stelling: een gedeelte van de raad wat z.g. goed|iandelt door alleen maar aan werkge legenheid te denken en een gedeelte van de raad wat dan z.g, fout is door alleen maar aan milieu-hygiëne te denken, waarbij men dit ook om zou kunnen draaien door te zeggen dat een gedeelte van de raad alleen maar goed is wanneer men aan de milieufactoren denkt en een ander deel slecht omdat het alleen maar aan werkgelegenheid denkt; hy denkt dat ieder raadslid erg goed na heeft gedacht en tot een bepaalde afweging is gekomen. Bij de een zal dat een 60-40% beslissing geweest zijn en bij de ander misschien een 49-51/3 beslissing. In ieder geval zal het een afweging geweest zyn die op een ge geven moment tot een bepaalde beslissing heeft geleid. Zijn beslissing is dan geweest, dat dit bedrijf niet mag uitbreiden, waarby hy wel wil zeggen dat het een hele moeilijke afweging is geweest. Hy denkt dat voor anderen, die bij deze afweging de balans naar de andere kant hebben doen overslaan de beslissing net zo moeilijk is geweest. Als hij zegt dat het bestaande bedrijf er nooit had mogen komen is dat beslist geen ver wijt. Dat heeft hij toch een beetje geproefd bij de CDA-fractie. Geen verwijt dus aan wie dan ook in deze raad. Hij vindt dat, met de kennis die er op dit moment bestaat, gerust gezegd mag worden of men op dit moment vindt dat het bedrijf er al of niet had mogen komen. Als hy daar nu, in deze situatie naar moet oordelen zegt hij: dit bedrijf had nooit op deze plaats mogen komen. Hy is het dan ook niet eens met de CDA-fractie als die zegt dat dat het verleden beoor delen is op basis alleen van kennis en wetenschap van vandaag. Hij meent dat het het verleden beoordelen is, mede op basis van kennis en wetenschap van vandaag. Hy dacht dat het ook juist was om dit te doen. Het voert hem te ver om te gaan pratenin de trant van: de kans is een op duizend dat er iet3 gebeurd, of de kans is een op tienduizend. Hij da.cht dat dat inhoudt dat men zich laat verleiden tot allerlei technische discussies die in dit kader verschrikkelijk weinig zin hebben. Het is gewoon een afweging geweest en de zijne is daarby dan ge worden: het bedryf had er op deze plaats niet mogen staan en er mag dus ook geen uit breiding komen. Hij wil nog op een paar opmerkingen van de CDA-fractie ingaan. Er is gezegd dat dit een optreden zou zijn als partij-wethouder. Hij vindt, en dat is ook in de beleidsuitgangs punten heel duidelijk vastgelegd, dat hy niet optreedt op dit moment als lid van de PvdA, maar als lid van.het college. Natuurlijk is hij dan ook lid van de PvdA, maar in eerste instantie zit hy op zijn plaats achter de collegetafel als lid van dat college. Hy vindt dat volkomen legitiem. Ook, en dat staat ook in de beleidsuitgangspunten die door het CDA zijn goedgekeurd, een standpunt te verkondigen dat niet gelijk is aan het college—standpunt. Het is ook geen onttrekken aan verantwoordelijkheid. Die verant woordelijkheid is hij zich heel goed bewust en jui3t daardoor zegt hij tegen deze uit breiding "nee". Als het CDA praat over beheersing van gevaarlijke processen en dat die gegarandeerd zouden zijn, kan dat gewoon niet. Gevaarlijke processen, ook bij G.E. - hij weet dat er ook nog andere bedrijven zijn waar ook allerlei andere zaken gebeuren die niet van gevaar ontbloot zijn - en. het beheersen daarvan kan nooit gegarandeerd zijn.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1979 | | pagina 11