16
Hier wil spreker dadelijk: wat uitgebreider op terugkomen.
4. Waarom heeft U, uit fatsoensoverweging, geen overleg gevoerd met de 2e gega
digde. Op de vraag: of dit met fatsoen te maken heeft, moet spreker met "nee" ant
woorden.
5. Bent U met mij van mening, dat dit willekeurig beleid dient te worden verworpen,
Spreker antwoordt hierop met nee.
6. Deelt TJ mijn mening dat hier sprake is van onbehoorlijk bestuur. Hij moet hier
eveneens met nee op antwoorden.
7. Waarom geen informatie in de Commissie Grondzaken. Deze vraag wil spreker met
een tegenvraag beantwoorden, n.l. waarom heeft de heer Broos dit zelf niet in de
commissie economische zaken aan de orde gesteld. De leden van deze commissie vre
ten heel goed wat voor een waslijst aan vragen de heer Broos soms aan het eind van
de vergadering nog aan de orde stelt.
8. Is het college bereid de 2e koper alsnog reoht tedoen.
Eet college is hiertoe bereid, na 1 februari a.s. Hij dacht dat het woord "recht
doen" bier niet van toepassing was.
9. Wilt U de gemeenteraad hierover een uitspraak laten doen. Hierop wil spreker
grif zeggen: ik hoop dat de raad daar vanavond een uitspraak over wil doen.
Hij wil zijn betoog beginnen met te vragen wat hier nu eigenlijk aan de hand is.
De gemeente is enige tijd in onderhandeling geweest met het Transportbedrijf Piet
van Egeraat aan de Zuidzijde Haven. Door omstandigheden buiten diens schuld dreigt
dit bedrijf aan de achterzijde af-gesneden te worden van de Wittoucksingel en krijgt
het bedrijf dan alleen maar de ingang aan de Zuidzijde Haven. Dit bedrijf heeft een
optie gevraagd op de terreinen van het oude zwembad. De gemeente heeft die optie
gegeven tot 1 december 1977. Intussen was dit bedrijf in contact gekomen met een
makel.aar over eventuele verkoop van zijn eigen terreinen. Om de mogelijkheden daar
van te kennen, heeft de heer van Egeraat een gesprek gevraagd met de heer Hartel
en spreker. Daarin is toen uitvoerig over de mogelijkheden van het te verlaten
terrein gesproken en er is ook gesproken over de mogelijkheden van het eventueel
aan te kopen terrein. De heer van Egeraat heeft toen gevraagd om de optie nog tot
31 december 1977 te verlengen. Dat gesprek had plaats op 18 november 1977» dus
naar zijn smaak was het een redelijke toestand, dat hij voor 1 december niet tot een
beslissing kon komen. Hem is toen wel benadrukt, dat er toch wel enige haast
geboden was. De heer van Egeraat kon toch blijkbaar niet met zijn zaken rondkomen
en heeft opnieuw in januari om verlenging van de optie gevraagd, n.l. op 4 janu
ari 1978. Hij was toen wel genegen om meteen de waarborgsom te storten.
In het college is daar toen over beraadslaagd en is er gezegd: laten wij toch nog
tot uiterlijk 1 februari a.s. dit bedrijf de gelegenheid geven om tot een beslis
sing te komen. Men kan dan vragen, waarom het college 2 keer heeft uitgesteld.
Dat was de eerste keer, omdat na het gesprek met de 2 wethouders het duidelijk
was, dat er een langere hezinningstermijn noodzakelijk was. Het college was ook
wel tot verder uitstel bereid, juist omdat hier toch ook voor de gemeente een
belangrijke zaak aan de orde is. Indien mogelijk wil het college er wel aan mee
werken dit bedrijf uit de woonomgeving te halen. Nu is er reeds voor de omwonen
den op bepaalde dagen enige hinder en er zijn gegronde redenen om aan te nemen
dat, als het bedrijf op deze plaats blijftdie hinder nog zal toenemen, omdat de-
opstelling, ook in de weekends, van de combinaties niet meer op het eigen terrein
zal kunnen geschieden. Soms worden er belangrijke bedragen uitgegeven - en dat
zal in de toekomst nog grotere bedragen gaan vergen - om enigszins storende be
drijven uit de woonomgeving te verplaatsen. Het college heeft dus enige lankmoe
digheid betoond, in de hoop dat dit bedrijf alsnog tot een positieve beslissing
zou kunnen komen. Daar zou dan duidelijk een gemeentebelang mee gediend zijn.
Dat is dan iets anders natuurlijk dan het belang van de club van Gemeentebelangen.
Hij wil nog eens benadrukken, dat het cok voor zo'n bedrijf tcch vaak een hele stap
is om uit de omgeving, waar men zoveel jaren heeft gezeten, waar jn men eigenlijk
helemaal ontstaan en gegroeid is, dan te vertrekken naar een nieuw terrein.
Als onderhandelaar heeft hij daar begrip voor, dat zo'n eigenaar soms een langere
termijn nodig heeft dan men oorspronkelijk graag zou zien, om tot een uiteindelijke
beslissing te konen.
Vat de 2e gegadigde betreft is dat natuurlijk niet zo maar een eenvoudige zaak.
Deze heeft zich gemeld, terwijl men met de 1e in onderhandeling was. Die wil ook
deze zaak kopen en daar dan het een en ander in gaan storten.