Hij vindt dat Bergen op Zoom zich niet in het gezicht moet laten slaan.
Hjj is voor goede Betrekkingen met Halsteren, maar als men daar onredelijk is
is zijn mening, dat daartegenover een bikkelhard standpunt moet worden ingenomen.
Het college weet dan nu precies, waar de Stadspartij het college in zal steunen.
De VOORZITTER zal de beantwoording aan de heer van Heijst overlaten omdat deze
toendertijd als loco—burgemeester fungeerde en dus beter van de zaak; op de hoogte
is.
De heer VAN HEIJST hoorde van de heer Mastenbroek, dat deze toch wel wat teleur
gesteld is nadat hij het verslag had gelezen. Dat kan spreker zich goed voorstel
len. In zijn weergave aan de raad vorige maand heeft hij duidelijk gesteld: - en
hij heeft het verslag daarvan voor zich liggen - uit tal van zaken zijn wij hele
maal niet uitgekomen.
Hij heeft zich toen echter geuit vanuit het standpunt, dat bij hem de wil domineer
de om met Halsteren in contact te blijven. Vanuit die situatie langzaam, zij het
waarschijnlijk met grote moeite, naar een betere situatie toe te werken.
Hij heeft zich dus naar buiten toe uiterst voorzichtig geuit en dat dan in een
andere stijl dan de heer Nijpels daarnet deed.
Hij dacht, dat die stijl hem ook iets beter lag. Vaak wordt hij geconfronteerd met
uiterst moeilijke onderhandelingen en ook dan gaat het meestal niet aan om in een
gesprek precies te vertellen wat men op het hart heeft. Dan moet men zijn woorden
vaak heel zorgvuldig formuleren en toch proberen langzamerhand enig vertrouwen
van de andere partij te winnen.
Dat is dan het verschil, dacht hij.
Het waarschuwend rapport van 1970, waar zogenaamd op is gewezen, is de gemeente
Bergen op Zoom onbekend. Op de secretarie heeft het college daar navraag naar
gedaan, terwijl men ook bij zichzelf eerst te rade was gegaan. Het college heeft
alle dossiers over deze zaiken laten nasnuffelen en zelfs ook nog de dossiers bij
gemeentewerken. Er is echter niets van bekend. In die bespreking zal best wel
eens gezegd zijn dat er aan bepaalde voorwaarden voldaan zou moeten worden, maar
dat is dan wel heel iets anders dan dat er in 1970 reeds een waarschuwende vinger
omhoog stak.
Het was een moeilyk gesprek maar aan het slot wil hij toch zeggen, dat men toch
uiteen gegaan is, ook al krijgt men de eerste keer zijn zin niet, ook al heeft men
dan minder punten gescoord dan men graag had gewild, met het geven van de hand
aan elkaar.
Mevrouw "VLUG heeft ook nog een opmerking over dat verslag. Zij kan zich voorstel
len dat degenen die dat gesprek hebben bijgewoond - het verslag is ook maar een
uittreksel - toch de behoefte hebben gehad op het moment, dat de burgemeester
van Halsteren beweerde dat er krachtig gewaarschuwd was en dat er een rapport was.
dat men dan toch gereageerd had door te vragen: dat beweert u nu wel, maar welke
deskundigen hebben dat rapport dan uitgebracht en wanneer is dat precies gebeurd.
Zij vindt de gang van zaken zoals dat nu wordt gezegd bijzonder merkwaardig.
Bergen op Zoom was toch gesprekspartner en als iemand dan zo'n concrete medede
ling doet, wordt daar toch van de andere zijde wel direct op gereageerd, dacht zij.
Er hangen al zoveel verhalen in de lucht en nu komt er weer een by.
De heer VAN HEIJST neemt direct aan, dat hier en daar misschien iets niet woorde
lijk zal zijn weergegeven. De raad kan er echter van op aan, dat Bergen op Zoom
daar uiterst verbaasd heeft gereageerd op deze opmerking. Men ontkomt er dan na
tuurlijk niet aan, om te zeggen: als jullie dat dan zo vast beweren, zullen wij het
eens na kijken en alle dossiers lichten. Dat is logisch, dacht hy.
Mevrouw VLUG had gevraagd: welke deskundigen en wanneer.
Het is dan jammer dat mevrouw VLug er niet bij is geweest, meent de heer VAN
HEIJST. Misschien had het gesprek dan een 100% andere wending gekregen.