16
structuurplan voldoen en of bestemmingsplannen onderling op elkaar afgestemd blij
ven.
Bestemmingsplannen komen na het structuurplan, zegt de heer HSRTEL en die zijn ook
altijd te wijzigen. Men weet, dat liet plan Parade al 2 keer is gewijzigdWat dat
betreft is er ook geen structuurplan nodig. Het komt vooral aan op het dynamisch
planologie bedrijven, dat men zich kan aanpassen, mits dat gewenste ontwikkelingen
zijn, aan datgene wat wordt gevraagd.
De heer MASTENBROEK meent, dat als er een structuurplan is, men de hele stad in
eens kan bekijken en dan hoeft men niet op een klein bestemmingsplannetje te
gaan zitten mieren. Dan bekijkt men dat structuurplan en dan kan men zien of dat
nog in overeenstemming is met datgene wat men wil. Dan kan het zijn, doordat men
in een structuurplan verschillende dingen wil wijzigen, men ook verschillende
bestemmingsplannen zal moeten gaan wijzigen. Dat is veel gemakkelijker en handiger
en verstandiger dan dat men dat allemaal los van elkaar bekijkt, dacht hij.
De heer HSRTEL ziet er het voordeel niet van in. De bestemmingsplannen kunnen
- en dat gebeurt ook wel - allemaal aan elkaar geplakt worden en dan is er een
pracht van een structuurplan.
De heer NIJPELS neemt ook aan, dat, als men bestemmingsplannen maakt, men die ook
plaatst in het kader van alle bestemmingsplannen die voor zo'n binnenstad b.v.
zijn gemaakt. Daarnaast neemt hij ook aan en dat is toch de bedoeling geweest van
de wet op de ruimtelijke ordening, dat structuurplannen gewoon worden gemaakt om
heel duidelijk de ideeën over de structuur uiteen te zetten maar de invulling
daarna- geschiedt door bestemmingsplannen. Bovendien heeft een structuurplan heel
duidelijk de bedoeling om maar eens in de 10 jaar of 15 jaar een plan te maken
en een wijziging daarvan is zo dermate moeilijk dat daar nooit een flexibel plano
logisch beleid mee gevoerd kan worden. Ook dat zal de heer Mastenbroek ongetwij
feld niet willen.
De heer HSRTEL kan verder nog zeggen, dat het ook geen rechtskracht heeft. Ook
dat is een grote moeilijkheid.
Precies, zegt de heer MASTENBROEK. Ket is dus niet zo, dat men zaken juridisch
met rechtskracht kan beoordelen. Hij vindt het alleen als toetsingsinstrument
voor de gemeente belangrijk en niet voor eventuele bouwers of dergelijke.
De heer HcERTEL zegt, dat het toetsingsinstrument de visie is, die het college
momenteel heeft, en hij dacht ook de raad, toch zeker in meerderheid, op de bin
nenstad.
Die visie zou in één plan moeten liggen, zegt de heer MASTENBROEK en niet in
verschillende kleine plannetjes.
Dat vormt alles bij elkaar toch een geheel, zegt de heer HSRTEL. De grens is vaak
willekeurig gemaakt maar dat vloeit dan wel over in het andere naastliggende
plan. Hij ziet echt het nut er niet van in.
De heer BROOS dacht, dat dit meer een onderwerp was voor de commissie ruimtelijke
ordening.
De heer HSRTEL meent, dat het daarin misschien nog eens besproken zou kunnen wor
den.
De heer MASTENBROEK snapt dit wel. Daar is de heer Broos dan n.l. niet zelf bij.
Gelukkig niet, zegt de heer BROOS.
De heer HSRTEL dacht hieruit te kunnen opmaken, dat de heer Broos er ook het nut
niet van inziet.
Wat het auto-vrij maken van de binnenstad betreft, dat is een hele moeilijke zaak.
Het college streeft er wel naar. Om het zo eens te zeggen, dat staat in het vaan
del van het college geschreven. Het moet echter ook kunnen.
De heer Mastenbroek ried hem aan om eens elders te gaan kijken. Dat had hij toch
al wel gedaan en hij hoefde dat spreker dus niet aan te raden.
Toen is hem ook wel opgevallen, hetgeen hem trouwens ook al in de literatuur
over dit onderwerp opgevallen was, dat grotere steden gemakkelijker zo'n voet
gangersdomein kunnen instellen dan kleine steden.